
HOLCCJS 1 anatus,
gewold Zorggras.
Hoogduitsch. Wolliges Pferdegras. Wolligtes Rossgras.
Engelach. Mcadow Soft-grass.
Nederduitsche bijnamen, TVitbol in de Vijf-Heerenlanden (bij Vianenj en Meelraai in dé prov.
Groningen genoemd, y. H. r
Bloeit in Ju n ij, Julij en Augustus*
i riandria digyniaj Dnehelmigen, tweestijligen.
Natuurl. Rang volgens Link. IV. Gramina, Grassen.
Gesla chts- kenmerken. Calyx 2-florus, glumis membranaceis mucronatis, flosculis dissimilibus, sed
utnsque hermaphroditis, mferiores longiores; de kelk a-bloemig, de kafblaadjes vliezig, gepunt, met
onge ïjkvormige, doch beide tweekunnige bloempjes; de onderste zijn langer. Corollae valvulae inteerae,
mlerior submutica, in flosculo superiore dorso supra vel infra medium aristata, arista hamata aut p li-
cata;- de klepjes gaaf, het onderste bijna ongewapend, doch in het bovenste bloempje op den ru g ,
boven of onder desaelfs midden, genaaid met eene haakvormige of geplooide n a a ld . . . . Stigmata p lu -
mosa subaspergiliiformia; de stempels gevederd bijna kwastvormig. Semen liberum, haud sulcatum:
net zaad v rij, ongesleufd. • 7
S oortelijke kenmerken. Panicula aequali; met eene gelijke pluim. Flosculo hermaphrodito inferiore
mutico, masculi super.ons arista recurvata, calyce inclusa; bet onderste tweekunnige bloempje onge-
Z l l L L ] r gw o Z veeznebgd ™ het 'te mannelijke bloempje binnen den k lik b e s lo b , l a -
B e vezelige wortel bezit niet die kruipende uitloopers, waarvan wij bij Holcus mollus (n®. 536)
melding gemaakt hebben, De halmen zijn doorgaans vele bijeen geplaatst, regtstandig o f opgaande.
De bladen bleek , meer blaauwachtig-groen en zachter- , vlokkiger-behaard dan in de
vorige soort. De bloeipluim opgerigt, uitgespreid , witachtig-paarsch, en na den bloeitijd bijna
geheel geelachtig-wit. Het bloempakje gesloten zijnde , lancetvormig en stomp achtig ; geopend
zJ et men hetzelve vergroot, als ook de volgende figuren, bij a. De bloemsteeltjes zijn behaard;
de kafblaadjes onderling bijkans even lang, spits, behaard, langer dan de bloempjes; het binnenste
of bovenste k a f blaadje iets breeder dan het andere. Men ziet bij b de aan den voet
eenigzms behaarde bloempjes, waarvan het onderste altijd tweekunnig en ongewapend, het bovenste
mannelijk, doch met een beginsel (rudimentum) eens stampers voorzien is , hetwelk echter
volgens ÖMiTn niet in alle bloempjes aanwezig is. De buitenste klepjes der bloempjes zijn groo-
ter dan de binnenste, en dragen in het bovenste bloempje eene naald, welke in den beginne
regt is en een weinig buiten den kelk uitsteekt, (Zie fig. a ), doch na den bloeitijd (Z ie fig. dl
zich rugwaarts omkromt en alsdan korter is dan de kelk. Bij c eindelijk ziet men den stamper
zeer vergroot. De halm verheft zich niet hooger dan \ palmen.
Groeiplaatsen. Aan wegen, in graslanden enz., op allerlei soorten van gronden.
Zeer algemeen door het gansche Land.
H uishoudelijk gebruik. In alle gronden groeijende, kan dit ook niet minder dan de H . mollis tot
wering van zandverstuiving dienen, en hiervan op de schrale zandgronden eene zeer goede weide voor
schapen worden aangelegd, die hierop zeer gesteld zijn, Mattuschka en St. J . van Geuns. Hoe zeer
Ijeckmann het onder de beste grassen opnoemt, merkt Sinclair, hort. gram., te regt aan, dat het vee
alles eerst afweidt, voordat het dit gras nuttig t; door zijne zachtheid en wolligheid is het minder
aangenaam vpor het vee, schoon het als hooi een goed voeder oplevert, maar waarin Sinclair aan-
raad t, vooral het heilzame zout er tusschen te strooijen. Het levert veel meer op dan de H . mollis, en
wordt ook in goede weiden veel gevonden.