
L A MI ü M amplèxicaule.
Stengomvattende Doovenetel.
Hoogduitsch. Stengel umfassender Bienensaug.
Engelsch. Henbit Archangel, fireat Henbit.
Nederduitsche bijnaam» Hoendcrbeet*
bloeit van Maart tot Junij. O
D i d y n a m i a , g y i n n o s p e rm i a ; Tweemagtigen.9 naaktzadig en.
Natuurl. Rang volgent L i n n. X LII. Verticillatae, Kransbloemigen. ‘LaHtttiu,. p e e a n d oU e .
G e s l l i c h t s - K e n me r k e n . Calyx 5-dentatus aristatus, nudus , apice patras; de kelk 5-tandïg*
genaaid, n a ak t, aan den top openstaande. Corolla longior, fauce inflata, lunho nngente, supra
fornicato integro, infra 3-lobo, lobis Iateralibus minimis reflexis, med» majore emarginato
de bloemkroon langer , met opgeblazen k e e l, kaakvormig, de bokenlip gewelfd en.Ba!£> Ae ° J £
3-lobbid, met de zijdelingsche lobben zeer klein en omgëslagsn de middelste lob de grootste
en nitgerand. Antherae extus hirsntae ; de helmknopjes van bmteil ring. . .
Mo o r t e l ij k e K e n m e r k e h . Foliis floralibiis sèssilibns amplexieanlibus obtusis , met ongesteelde
stengomvattende en stompe bloeibladen. Corollae tubo gracih ; de buis der bloemkroon slank.
Deze plant heeft eenige overeenkomst u e t L a m i t m p u r p u r e u m ; doch onderscheidt
zich daarvan op het eerste gezigt door hare bovenste bladen, welke ongesteeld, rond-
achlig, diep-gekarteld o f ingesneden en stengomvattende zijn. De onderste bladen zijn
gestoeld. De stengen zijn zwak en eehigzint nederliggende. De bloemen vertonnen zich
op twee geheel verschillende wijzen. In het vroege voorjaar namelijk is de bloemkroon
zeer klein, als misdragen§ en niet grooter dan de kelk.
daarentegen, is de bloemkroon wel driemaal langer dan de kelt. Men ziet Oy a ae
bloem van voren geteekend. De kelk is digt-behaard. De bovenlip der bloemkroon is
donker paarsch, uitwendig bedekt met haartjes van dezelfde kleur; de onderlip is op
het midden zeer vernaauwd, doeh wordt aan den top
uit. Hare kleur Hs bleekrood,, met paarsche vlekjes. Men ziet by b de bloemkroon
afzonderlijk en van Ier zijde geteekend; bij c eindelijk, vergroot, een aderróef «mMb
stipjes bedekte vruchtjes. DëzSe plant is geteekend op het einde van Met. Zy verheft
zich ter hoogte van t to t 2 pdtmeh.
G r o e i p l a a t s e n - In bouwlanden en moeshoven. i„„4„„„
' -Zij g ro e it, volgens d e G o r t e r , veel bij Arnhem; volgens M e e s . op vete plratsra in
mesland-, velgele den Hoogl. « e i n w a r d t bij Harderwijk; volgens den HoogLt MnJdIer.
bij Leijden / volgens den Heer S c h u i l bij Dordrecht; volgens nnine eigene aanteekemn^ra,
J o l bij JSijmegek, Vtredkt, Amsterdam, e n z .; bij Groningen, JTagfikm m 6 r0 '
» n sm en waarschijnlijk in bebeawde streken op de meeste plaatsen onzes Vaderlands.
H u i s h o u d e l i j k ^ G e b r u i k . Schoon G a t t e n b o f f opgeeft, dat aüe de soorten van dt j
geslacht door Geitel gegeten worden , zoude ech ter, volgens den fa n Suecus, deze soort dooi
dezelve geweigerd werden, zoowel als door Paarden en Schapen.