
ATRIPLEX patula.
Openstaande Melde.
Hoogduitsch. Ausgebreitete Melde.
Engelsch. Delt-Orrach. Sprcading halbcrd-leaved Orrach.
Nederduitsche bijnamen. Lage wilde Melde. Smeelje.
Bloeit in Augustus. 0 .
= 0tiC€<§>CC3fr Tm
P entandria, digynia; vijfhelmigen, tweestijligen (Polygamia, L.)
Natuurl. Rang volgens luw* XII: Oleraceae , Moesgewassen j Chenopodeae, decan dolle.
Gesl achts- kenmerken. Polygama; Yeelslachtig. Hermaphr. Perigonium (calyx) 5-partitumj bet twee-
kunnig bloempje met eenen 5-deeligen kelk. Fem. Perigonium (calyx) a -p a rtitum , laciniis adpressis,
post anthesin crescentibus et semen tegentibus; het Trouwelijk bloempje met eenen a-deeligen kelk,
met aangedrukte slippen, na den bloeitijd uitgroeijende en het zaad bedekkende.
Soortelijke KENMERKEN. Caule herbaceo p a tu lo ; met kruidachtige openstaande steng. Foliis deltoi-
deo-lanceolatis subhastatis; de bladen driehoekig-] ancetvormig, bijna piekvormig. Calycibus seminum
disco submuricatis j de Truchtkelken op het midden een weinig zacht-stekelig.
De steng is wijd-uitgespreid, soms geheel nederliggende en alsdan als Atriplex prostrata door
BOUCHER en decandolle beschreven, welken vorm ik op vette, uit het IJ aangespoelde kleigronden
niet zeldzaam bij Amsterdam heb aangetrqffen. De bladen zijn onder aan de steng driehoekig
, piekvormig en getand met vrij ruime inhammen tusschen beide. JSooger aan de steng
zijn de bladen smaller, minder piekvormig en ten laatste geheel lancetvormig. Men ziet op
bijgaande afbeelding eenen bloeijenden en eenen vruchtdragenden ta k , en aldaar bij a de twee-
kunnige bloem met hare 5 meeldraden en 5-deeligen kelk; bij b de vrouwelijke, uit eenen i -
deeligen kelk bestaande bloem ; bij c het vruchtbeginsel met deszelfs twee stijltjes, welke drie
figuren aUen vergroot z ijn ; voorts een weinig vergroot bij d de zachtstekelige tweekleppige
vrucht van ter zijde, bestaande uit den blijvenden kelk der vrouwelijke bloem (b ), welke blijvende
kelk nu eens gaafrandig, dan weder, gelijk men hier bij e en f ziet, eenigzins zaag-
tandig; nu eens nagenoeg gla d , dan weder, gelijk hier, zachtstekelig; nu eens kleiner, dan
weder grooter voorkomt, gelijk ik daarvan bij Amsterdam verzamelde exemplaren bezit met
vruchtkelken van 8—10 strepen (millimeters) lang, welke tot de Var. (3 valida van mertens
en koch (Deutschlands Flora II. p. 3 13), schijnen te behooren, doch welk onderscheid soms
te gelijk in èéne en dezelf de p lant te zien is ; bij e is de vrucht van voren, bij f deszelfs zaad
(hucula) met een der vruchtklepjes aan de binnenzijde afgebeeld. De plant verheft zich van
i tot 5-6 palmen.
Deze soort is bij de meeste schrijvers verward met Atriplex hastata L . , welke echter volgens
SMiXH, den toenmaligen bezitter van het herbarium van linnaetts, gezegd wordt van onze soort
te verschillen door de groote, netvormig-geaderde, eenigzins vliezige,' aan den rand bogtig-ge-
tande vruchtkleppen, welker tanden borstelvormig aan den top zijn. Deze is afgebeeld in de
Flora Danica, tab. i638.
Naar mijn inzien vertoont zich de echte Atr. patula bij ons hoofdzakelijk onder twee vormen:
Var. x Tulgaris, o f de gewone vorm, afgebeeld in de Flora Danica, tab. ia85.
Var. /3 farinosa, meelachtig, met meer nederliggende, meer roodachtige steng, meer vleezige, breedere
en van onderen doorgaans als met meel bepoederde bladen.
Deze , de Atr. patula y farinosa van mertens en koch (t. a. pl. p. 3 t3— 3i4), is ■afgebeeld in de
Flora Danica, tab. 11286. Hiertoe behoort de Atriplex hastata van de gorter, blijkens de door
hem aangehaalde afbeelding van morison (t. 3a. ƒ. izj), welke smith [Fl. Brit. p . 109a) bij
Atr. patula aanhaalt en blijkens de groeiplaats bij Amsterdam. Eindelijk behoort hiertoe ook
de Atr. hastata mijner Flora Belgii Sept. n°. 3a 1 , daar ik van de echte Atr. hastata L . tot
nu toe nog geen inlandsch exemplaar gezien heb. — H et is deze verscheidenheid, welke naar
bij Amsterdam aan het IJ verzamelde planten hier nevens afgebeeld is.
Groeiplaatsen. Bij de wegen, in moeshoven, bouwlanden, bij mest- en vuilnishoop en.
Algemeen door het gansche Land.
De verscheidenheid (3 groeit meer bepaald op zilte gronden, zeer algemeen vooral aan het IJ bij
Amsterdam; doch ook enkel meer binnenlands, gelijk ik haar b. v. te Heikop bij Fianen aantrof.
H uishoudelijk gebruik, In Noorwegen voor de varkens opzettelijk opgezameld, als zijnde zeer aangenaam
aan deze dieren, en hierom zelfs in h et Deensch genoemd Svyn-Melde (gunner , Flora Norvegica.)