
SENECIO sylvaticus.
boschminnend Kruisbruid.
Hoogduitsch. W ald Kreutzkraut.
Engelsch. Mountain Groundsel.
Bloeit in Jutiij en Julij. 0 .
Syngenesia suPEBFLUAj overbodig-Zaamhelmigen.
Natuurl. Rang volgens Linn. XL IX: Compositae, Zamengestelden.
Geslachts-kenmerken. Involucrum calyculatum, foliolis apice sphacelatisj het omwindsel met een
omwindseltje, de blaadjes aan den top als ingebrand. Flores (lutei) nunc flosculosi, nunc radiatij de
gele bloemen n u eens u it buisbloempjes bestaande, dan weder gestraald. Receptaculum nudum j de
vruchtbodem naakt. Pappus p ilo n is, mollisj b e t zaadpluis harig en zacht.
Soortelijke kenmerken. Foliis pinnatifidis lobatis, denticulatisj met vindeelige, gelobde en fijngetande
bladen. Calyculo brevissimoj het omwindseltje (of de bijkelk) zeer kort. Gaule erecto stricto corym-
boso; de steng opgerigt, gestrekt, tuilyormende.
He steng is regtstandig, bebladerd, gesleufd, een weinig behaard. B e bladen zijn vindeelig, met
gelobde en fijngetande slippen, eenigzins behaard> een weinig kleverig, de bovenste bladen lancet
lijn vormig, g a a f en niet dan weinig kartelig. B e bloemen zijn in eenen tuil aan den top der
steng vereenigd. Be ze plant is zoo door meerdere fijnheid der bloemen en der bladeren, als door de
kleinheid van het omwindseltje o f den bijkelk (Galyculus), van het aan deze soort na verwant
kleverig Kruiskruid, (Senecio viscosus, zie deze F lo ra , n°. 270), ligtelijk te onderscheiden. Deze
bijkelk is bij S. viscosus los en ten minste half zoo lang als het omwindsel; bij S. sylvaticus
daarentegen, zoo als men in de afbeelding bij a z ie t, aangedrukt en nog niet het'vierde der
lengte van het omwindsel ze lf bereikende. B i t omwindsel is een weinig klierachtig-behaard, en
bevat de zeer fijne buisbloempjes (b) van de schijf en de kleine buitenwaarts omgekrulde lint-
btoempjes (c) van den straal. B ij d eindelijk ziet men de vrucht mét derzelver harig zaadpluis.
Alle deze afbeeldingen zijn nagenoeg op de dubbele grootte geteekend. B e plant groeit 3—6
palmen hoog.
Groeiplaatsen. Op zand- en leemgronden, vooral in hoschachtige streken.
Zij groeit aan de duinen van Holland, bij Heemskerk, enz., en bij h et huis t^ Teylingen volgens
Srx., aangehaald bij de Gorteb. Zij is voorts gevonden door den Heer de Beijer bij Nijmegen; door
den Hoogl. Mulder bij Leyden, Warmond en Wassenaar; door den Heer Vrijdag Zijnen in het
Haagsche bosch; door den Hoogl. Bebgsma bij de Joure in Friesland; door. den Heer Miquel bij Oot-
marsum; door mij zei ven in boschacbtige streken bij Bloemendaal, Velzen en elders bij Haarlem, veel
te Muiderbergt bij Vacht, Boxtel en Valkenswaard in Noordbraband; bij Palerwolde, Belde, Veen-
huizen, Wateren en elders in Brenthe; bij Marum, Tolbert, Hoogezand, Wildervanck, Slochteren,
Haren en Harendermolen in de prov. Groningen, zijnde de afgebeelde van laatstgenoemde plaats. Zij
mag derhalve, vooral op onze zandgronden, als zeer algemeen beschouwd worden.
H uishoudelijk gebruik is n o g onbekend.