
GENISTA pilosa.
Behaarde Brem»
Hoogduitsch. Haarige Ginster.
Engelsch. Hairy Greenweed.
Bloeit in Mei en Junij.
D iadelpma , decandria ; Twecbrocdcrigen, tienhelmigen.
Natuurl. Rang volgens limit. XXXII: Papilionaceae, Vlinderbloemigen; Leguminosae, decandolle.
Geslachts- kenmerken. Calyx a-lahiatus, labio superiore 2-dentato, inferiore 3-dcntato; de kelk is
mondvormig, de bovenlip 2-tandig, de onderlip 3-laudig. Carina decumbcns, genitalia non rite in-
cludens; het kieltje nedergebogen, de geslachtsdeel en niet geheel insluilcndc. Stamina monadelpha-
de Meeldraden céubrocderig. Lcgumcn oblongum; de Peul langwerpig. — Flores (apudnos) lutei; de
Bloemen (bij onze inlandsche soorten) geel.
Soortelijke kenmerken. Foliis lanceolatis complicatis ; met lancetvormige toegevouwen bladen. Flo-
ribus axillaribus subsessilibus; de bloemen bijna ongesteeld in de oksels geplaatst. Leguminibus co-
rollis calycibusque sericeo-pilosis; de peulen, de bloemkroon en de kelk zijdeachtig-behaard. Caule
stnato procumbcnte; de steng gestreept, nederliggendc.
De wortel is houtacJilig. De steng van dezen kleinen heester mede houtachtig, meer o f min neder
liggende o f bogtig-opgerigl, knobbelig en met fijne strepen , doch niet met doornen voorzien.
De bladen zijn klein | vele digt bijeen geplaatst, enkelvoudig, langwerpig o f stomp-lancetvor-
mig, zeer dikwijls toegevouwen, waardoor zij'nog kleiner schijnen dan zij werkelijk z ijn ; aan
de bovenzijde nagenoeg onbehaard, aan de onderzijde zijdeachtig-behaard. De bloemen alleenstaande
, gesteeld en in de oksels der bladen geplaatst. Men ziet bij a eene nog niet geheel
geopende bloem van ter zijde. De bloemsteel, de kelk, de kiel en het vlagje (vexillum) zijn
aan de buitenzijde met zeer fijne , zijdeachtig-glanzende aangedrukte haartjes bedekt, waardoor
deze soort van alle de andere inlandsche soorten van dit geslacht ligtelijk is te onderscheiden.
Men ziet bij b de bloem in eenen een weinig rijperen lee jtijd , gelijk zij zich gewoonlijk voordoet
piet het vlagje een weinig achterover gebogen, de beide wieken achterwaarts omvekruld en
de kiel geheel nedergeslagcn , zoodat de meeldraden en de stamper thans niet meer door de
bloembladen bedekt worden; bij c de a-3-zadige zamengedrukte behaarde peulvrucht; bij d hei
zeer gladde zaad. De steng verheft zich ter hoogte van i—2 palmen•
Groeiplaatsen. Op zandige heiden,-vooral op eenigzins begroeide plekken.
Op genoemde plaatsen algemeen door het gansche Land. De afgebcelde plant is herkomstig van de
heide te Harendermolen bij Groningen.
H uishoudelijk gebruik is h ie rv a n n ie t bekend.