
M E U M inundatum.
Moeras Dwergeppe.
Hoogduilsch. Wasser Sison.
Engelsch. Floating White-rot,
Bloeit in Mei en Junij. @.
P entandbia, digynia ; Vijfhelmigen , tweestijligen.
Natuurl. Rang volgens linn. XL V. Umbellatae, Schermbloemigen.
Geslachts-kenmerken. Involucrum nullam; geen omwindsel. Involucella oligophylla; de omwindsel-
tjes met weinig bladen. Fructus prismatici, costis 5 acutis, valleculis planis, raphe excavata; de vruchten
kantzuil vormig , met 5 scherpe ribben, de vlakjes gelijk , de zaadnerf uitgehold.
Soortelijke kenmerken. Gaule repen te ; met kruipende steng. Foliis pinnatis, submersis capillaribus ,
foliolis emersis cuneiformibus inciso-trifidis ; de bladen gevind, de ondergedoken blaadjes haarvormig,
de bovengekomene blaadjes wigvormig, ingesneden-driesplelig. Umbellis bifidis; de bloemschermen in
tweeën verdeeld.
Deze soort, welke door linnaecs tot het geslacht Sison, door smith tot het geslacht Hydrocotyle,
door sprengel tot het geslacht Meum gebragt wordt, is van onze overige Schermbloemen zonder
moeite te onderscheiden. De steng is meer of min kruipende, nu eens geheel en al in het water
drijvende, dan weder, op vroeger onder water gestaan hebbende plaatsen groeijende, iets meer
regtstandig. Zij schiet talrijke worlelvezels uit hare geledingen en tegenover den oorsprong harer
takken. De bladen zijn overhoeks geplaatst, met in scheeden verbreede bladstelen. Z ij zijn
allen oneven gevind, doch de gedaante der vinblaadjes wisselt alleraanmerkelijkst af, en op gelijksoortige
wijze als wij dit bij vele waterplanten opmerken. Men ziet namelijk op de bijgevoegde
afbeelding, hoe de bovenste bladen, naar evenredigheid, vrij breede wigvormige, driespletige
vinblaadjes bezitten ; hoe daarentegen in die gedeelten der plant, welke onder water gegroeid
zijn, de vinblaadjes in talrijke, zeer fijne, als kaarvormige slippen verdeeld zijn. De algemeene
bloemstelen zijn den bladen tegenovergesteld en verdeden ziek in twee wijduitgespreide stralen,
elke van welke een zeer gedrongen bloemschermpje draagt, bestaande uit ongeveer v ijf, zeer kongesteelde
bloemen. Het omwindsel ontbreekt geheel, doch de omwindseltjes worden gevormd door
3 o f 4 lijn-lancetvormige schutblaadjes, De bloemen, waarvan men er eene vergroot ziet afge-
beeld bij a , bestaan uit 5 nagenoeg even groote witte bloembladen, v i j f meeldraden en twee
stempels. Men ziet bij b , mede vergroot, de ovaal-kantzuilvormige, overlangs geribde vrucht.
De steng bereikt eene lengte van i o f 2 palmen.
Groeiplaatsen. Op moerassige plaatsen , in slooten en aan den kant van meertjes op zand- en veengronden.
Zij is door de gorter gevonden in stilstaande zoete wateren aan den duinkant bij Haarlem en builen
Utrecht i door meese omtrent Kuykhorne, Bonle-bok, Ureterp, Deurwolde , Haide enz. in Friesland;
door den Hoogl. ueinwardt in het Princenmeer op de Veluwe; door den Heer c. m. van dijk bij Zeijst
en de Bild in de prov. Utrecht; door mij zelven in grooten overvloed in de nabijheid van Groningen:
bij Paterwolde, Haren, Onnen en Harendermolen, van welke laatste plaats de afgebeelde plant herkomstig is.
Huishoudelijk gebruik. Zij wordt door linraeus als de kleinste onder alle Schermbloemen, hem bekend,
opgegeven. Door brugmans onder de onkruiden der vochtige graslanden opgenoemd.