
STACHYS arvensis.
dicker Andoorn.
Hoogduitsch. Kleinbliithiger Ziest.
Engelsch. Corn Woundwort.
Bloeit in Ju lij, Augustus en September (*). ©•
sPCCCOfrCCQt iS7"
Didynamia, gymnospermia ; Tweemagtigen, naaktzadigen.
Natuurl. Rang. volgens linnJ X L II; Verlicillatae, Kransbloemigen j Labiatae, decandolle.
G e slachts - k e n m e r k e n . Calyx augulatus, 5-dentatus, acuminatus; de kelk k an tig , 5-tandig,
Corolla tubo brev i, limbo supra fornicato emargmato, infra 3-lobo latenbus reflexis , de Bloemkroon
met eene korte buis, de bovenlip gewelfd en u itgerand, de onderlip 3-lobbig aan de zijden omgeslagen.
Stamina deflorata ad latus ulrinque rcflexa; de uitgebloeide Meeldraden naar iedere zijde omgeslagen.
Soortelijke kenmerken. Yerticillis 6-florïs, met de Bloemkransen 6-bloemig. Foliis cordatis, ob-
tusis, nudiusculis5 de Bladen hartvormig, stomp, bijna naakt.- Corollis longitudine calycis,. de Bloemkroon
even lang als de kelk. Caule debili j de steng zwak.
De wortel ie Hein. De steng meer o f min regtstandig, dikwerf getakt, vierkantig, behaard. De
bidden gesteeld, hartvormig, stomp, gekarteld, eenigzms behaard. De kleine kortgesteelde
bloemen vormen weinig talrijke kransen. De kelk is 5-deelig .b eh a a rd , slechts zeer weinig korter
dan de bloemkroon, gelijk men ziet bij a ; de bloemkroon, b , is bleek-paarsch van kleur; de
vier naakte zaden o f nootjes (nnculae), waarvan men er een ziet afgebeeld bij c , zwartachtig
van kleur. De plant groeit i—3 palmen hoog.
Hermanrus en, volgens hem, DE gorter vermelden nog eene verscheidenheid van deze plant met
bladeren als Melisse, welke vorm ik echter twijfel o f wel als eene afzonderlijke verschcideuheid
behoort te worden opgeteekend. W e l is de geheele plant op zavehgen kleigrond, gelijk de hiernevens
afgebeelde, forschcr en vooral breeder van blad,. , pp zandgrond daarentegen ranker,
fijner en meer behaard; doch dit heeft bij zoo vele andere planten op gelijke wijze p la a ts, zonder
evenwel tot eene afzonderlijke splitsing, als -verscheidenheid, aanleiding te geven.
G r o e ip l a a t s e n . In bouwlanden en tuingronden, vooral op zand- en zavel-gronden.
Zij is gevonden door de gorter in een koornland bij Marquette; achter den Kranenburg en in de
hoven bij Zw o l; door den Hoogl. beirwardt bij Laren , Eemnes en bu Harderwijk; „door den Hoogl.
BERGSMA te Vijfhuizen bij Franeker; door den Heer van der erde op bet Bentveld Haarlem , door
mij zelven J Beek boven Nijmegen; aan de Bild en onder Houten_ jn Maartensdijk m de prov.
Utrecht; te Valkenswaard bij Eindhoven, en eindelijk aan de Noordzijde der stad Groningen , van
waar de afgebeelde plan t herkomstig is.
H uishoudelijk gebruik. De plant wordt door al het, vee, behalve schapen, geweigerd. Pan suecus.
(*) Ik zag dezelve bij Groningen nog in bloei op 21 October i83i.