
SPHAERIA HYPOXYLON, Ehrhart.
Gehoornde Kogelzwam.
Komt gedurende het geheele jaar voor, bijzonder echter in het najaar.
Cryptogamia, Fungi; Bedektbloeijenden, Zwammen.
Natuurl. Rang volgens Linn. LXYII. Fungi, Zwammen; Hypoxyla decandolle.
Geslachts- kenmerkén (volgens decandolle). Receptacula (spliaerulae) ossea subglobosa, ore orbiculari
saepius exserto apice dehiscentia, nunc solitaria, nunc aggregata in substantia effusa, nunc in caule
fungiformi n idulantia, pulpa seminifera post exitum effusa; de vrucbtbodems of vruchtkogeltjes been-
h a rd , bijna kogelrond, aan den top zich openende met eene ronde, dikwijls uitpuilende opening, nu
eens alleenstaande, dan eens in eene uitgespreide zelfstandigheid vereenigd, dan weder op een zwam-
achtig stammetje geplaatst; eene soort van moes bevat de zaden en ontlast zich n a de opening der
vruchtbodems. A °
S oortelijke kenmerken (volgens sprengel, Syst. Kegel. IV. p. 384). Suberoso-ügnosa, simpliciuscula,
compressa, primum albo-pulverulenta, deraum nuda nigra; kurkachtig of houtachtig, bijkans onverdeeld,
zamengedrukt, eerst wit-poederachtig aan de oppervlakte, daarna naakt en zwart van kleur.
Stipite villoso; de steel vlokkig-behaard.
Deze soort behoort onder de afdeeling van het talrijke geslacht Sphaeria, waarbij de vruchtko-
geltjes op eene soort van stammetje vereenigd voorkomen. W ij hebben haar vooral laten a fbeelden
als een leerzaam voorbeeld van de talrijke vormsveranderingen, waaraan Cryptogamische
planten, wanneer men dezelve in de verschillende tijdperken haars levens gadeslaa*, blijken
onderhevig te zijn. De voornaamste gedaanten, welke de gehoornde Kogelzwam vertoont, zijn
op bijgaande plaat aangewezen. Z ij komt allereerst met een wit puntje voor den dag, hetwelk
a l spoedig langer en aan den voet van den steel zwart en behaard wordt. Men ziet eene jonge
plant a f geheeld bij a ; bij b , c en d dezelfde iets meer gevorderd, doch nog zonder vrucht, in
zeer wisselvallige vormen voorkomende, doch bijna altoos aan den top gevorkt, o f kamvormi<r en
als gehoornd, steeds met eenen witten als bepoederden top. Wanneer de plant echter vrucht
draagt, o en t, is z ij geheel zwart en het behaarde van haren vo e t, o f geheel, o f ten minste
grootendeels verdwenen. K fn binnen is deze zwamsoort w it, gelijk men in eene loodregte
doorsnede der p lant ziet bij g, waar de talrijke vruchtkogeltjes op eene witte spil zijn ingeplant.
Men ziet bij h , vergroot, eene waterpas-doorsnede derzelfde p lant, ten einde de plaatsing
dezer vruchtkogeltjes o f holligheden te doen zien. De beide onderste figuren vertoonen eenen
meer bijzonder eigenaardigen vorm dezer soort, welke men met decandolle als eene Var. Q. cor-
nu ta {o f liever cristata, kamvormig) zoude kunnen onderscheiden, en waar men, bij i, de vruchtkogeltjes
nog slechts als zwarte stippen, bij k dezelve reeds meer volvormd, aanschouwt. Behalve
de a f geheelde, komen nog talrijke tusschenvormen dezer zoo zeer afwisselende, merkwaardige
plantsoort voor. De allergrootste exemplaren bereiken soms de grootte eener palm.
Z ij komt bij LiNNAEus, als ook bij meese (Flora Frisica n°. 55n) en de gorter (n°. io 5 i) onder
den naam van Clavana Hypoxylon voor.
Groeiplaatsen. Op oude halfvermolmde boomstronken,, balken en ander hout.
Zij is door brayne gevonden bij Amsterdam; door meese in Friesland te Harkema-opeinde en bii
Franeker; door mij zeer veel te Groningen en in de omstreken, te Utrecht, Amsterdam, ’s Gravenhage
enz., en zal zeker overal m ons Land algemeen zijn. s
Huishoudelijk gebruik is hiervan nog n iet bekend.
afgebeeld en beschreven in Deel VII der Flora Batava, op elkander
volgende naar derzelver uitgaven.
V I E R E N N E G E N T I
N ° .
4 8 1 . P h l e u m p r a t e n s e .
4 8 2 . B r o m u s r a c e m o s u s .
4 8 3 . R a n u n c u l u s L i n g u a .
4 8 4 . R a n u n c u l u s a u r i c o m u s .
4 8 5 . O r c h i s m o r i o .
S T E A F L E V E R I N G ,
Klasse van L i n n a e u s .
beemd Doddegras. -------------------ui
getroste Dravik. ---------ui
groote Ranonkel. -------- -------- X I I I
g u ld e ----------------- ____________ X I I I
harlekijns Standelkruid. -------------------X IX
V I J F E N N E G E N T I G S T E A F L E V E R I N G .
4 8 6 . A g r o p y r u m r e p e n s . kruipend Tarwgras, - *---------------- in
4 8 7 . O x a l is s t r i c t a . gele Klaverzuring, ------- -------- X
4 8 8 . A s p i d iu m d i l a t a t u m , verbreedde Boschvaren, ------:------------ X X I I
4 8 $ . A s p i d iu m s p in u l o s u m . üjngedoomde--------------------------------- -------- X X I I
4 9 0 . L o m a r i a S p i c a n t . gemeen Dubbelloof, —— -------- X X I I
Z E S E N N E G E N T I G S T E A F L E V E R I N G .
4 9 1 . A v e n a p r a e c o x . kleine Haver. — -------- I I I
4 9 2 S t e l l a r i a A l s in e . zijdelings-bloeijende Sterremuur.
-------- -------- X
493. L a m iu m a m p l e x i c a u l e . stengomvattende Doovenetel. -------- ------- - X IV
4 9 4 . S a l ix t r i a n d r a . driehehnige Wilg• -------- — X X I
4 9 5 . A g a r i c u s m u s c a r i u s . vliegdoodende Paddestoel. -------- ------- - X X I I
Z E V E N E N N E G E N T I G S T E A F L E V E R I N G .
4 9 6 . U l t r i c u l a r i a m in o r .
4 9 7 . P h a l a r i s a r u n d i n a c e a .
4 9 8 . P o t a m o g e t o n p e r f o l i a t u m ,
499. H e r a c l e u m S p h o n d y l iu m .
5 0 0 . A r e n a r i a r u b r a .
klein Blaaskruid.
rietachtig Kanariegras.
rondbladig Fonteinkruid,
ruige Beerenklaauw,
rood Zandkruid.
----------------------------- I I
--------------------------- I I I
----------------------------IV