
EUPHORBIA exigua.
kleine Wolfsmelk•
Hoogduitsch. Kleine Wolfsmilch.
Engelseh. Dwarf Spurge.
."Bloeit in Julij. ©.
DodecandriA, TRIGYNIA; Twaalfhelmigen, Driestijligen.
N a tu u rl Rang volgens linn. XXXVIII. Tricoccae, Driezaadhokkigen.
Euphorbiaceae , Wolfsmelkachtigen, volgens DECANdolle.
Geslachts-kenmerken. Calyx monopbyllus, ventricosus ; de kelk i-b la d ig , buikig. Go-
rolla 4-sive 5-p etala, calyci insidens 5 de bloemkroon 4 - of 5-bladig, op den kelk ingep an .
Capsula tricocca; de zaaddoos uit 5 zaadhuisjes bestaande. Plantae lactescentes; het zgn "
gevende planten. Stamina diverso tempore assurgentia; de meeldraden groeijen uit op verse
Soortelijke kenmerken. Umbella a-4-fida dichotoma, bracteolis lanceolatis; met den
bloemscherm 2 - 4 -spletig, gegaffeld, de schutblaadjes lancetvormig. Foliis lineanbus; de bladen
lijnvormig. Seminibus subtetragonis, transverse sulcatis 5 de zaden nagenoeg 4 -kantig, warsêeSle<
ff«i geslacht Eophorbia, hetwelk l i j LINNAEUS en de meeste andere schrijvers tot de
elfde klasse (Dodecandria) gerekend wordt, is door velen der nieuweren tot de Eénhui-
zigen (Monoecia), qebragt. Het was vooral R. BROWN5 {zie zijné Vermisc te O“
tanische Schriften , I. p. 56 - 5 8 en I I . p- 5 5 4 -5 3 5 .) d ie , na JUssiExs, dit denkbeeld
het best uiteengezet heeft, noemende hij dat, wat LINNAEUS en anderen kelk en
bloemkroon heeten , een omwindsel (involucrum) , in hetwelk vele bloempjes besloten
zouden z ijn , namelijk een vrouwelijk en onderscheidene mannelijke bloempjes, de
laatste elk bestaande uit éénen meeldraad op een afzonderlijk bloemsteeltje gedragen.
Hetgeen velen als eene geleding in den helmdraad {zie onze vergroote afbeelding c.)
beschrijven, zoude dan de scheiding zijn tusschen het bloemsteeltje en de eigenlijke,
alleen uit éénen meeldraad bestaande, mannelijke bloem. ■ j
W a t onze hier a f geheelde soort uit dit vrij talrijk geslacht aanbelangt, met ligt zal
men haar met eene andere onzer inlandsche soorten verwisselen» De steng is mees
eenvoudig o f met 1 o f 2 zijtakken aan den voet voorzien. De bladen zijn lijnvormig
en spits. In den zomer echter van i856 vond ik in de nabijheid van Vianen eenige
weinige exemplaren dezer plant met iets breedere stompe geheel ingedeukte of uitgerande
bladen , waarvan er een in omtrek bij a vertoond wordt. Daar echter de toppen
van deze plantjes afgemaaid waren en er overigens geenerlei verschil met de gewone
plant te zien was, heb ik gemeend deze plantjes als niet soortelijk van de kleine
Wolfsmelk verschillende te moeten beschouwen. — De bloemschermis meest m ^ of £
hoofdstralen verdeeld. De schutblaadjes zijn lancetvormig, breeder dan de bladen ,-
vooral aan den top der plant. Men ziet eene der bloemen afzonderlijk en vergroot
(hetgeen ook met de volgende figuren heeft plaats gehad) a f geheeld bij b. Het vruchtbeginsel
(of de vrouwelijke bloem volgens BROWNj i s , even als in andere soorten van
Euphorbia, op een steeltje gedragenden hangt eerst op zijde uit de bloem, doch staat,
bij meerdere rijpheid der vrucht, regt op. Men ziet eenen meeldraad a f zonderlijk bij
c , een der tweehoornige bloembladen bij d , en eindelijk het langwerpige , vierkantige,
:f dwars-gesleufde zaad, waarvan er drie in iedere vrucht besloten z ijn , hij e. JJe
plant groeit ter hoogte van 1 o f op zijn hoogst 2 palmen.
Groeiplaatsen. In bouwakkers, veel tusschen het koorn. . .
Zii groeit volgens de gorter bij Bunnik en Odijk in de Prov. Utrecht, bij Zwol en elders;
volgens den Heer DE beiJER bij Nijmegen5 volgens den Heer VRYDAG ZYNEN bij
’s Gravesande s volgens den Heer dubois te Maarsbergen hij Doorn. Ik vond haar op vele
plaatsen in de Betuwe , bij Oosterhout, enz. 5 algemeen op alle bouwlanden op klei- en zavelgrond
bij Vianen en Utrecht, van welke laatste plaats onze afgebeelde plant herkomstig is.
Huishoudelijk gebruik. Heeft een scherp sap (volgens houttuvn) en zal hierom voor
het vee van geen n u t, zoo niet schadelijk wezen, althans is hiervan geen nuttig gebruik beken .