
CORNÜS S U ECIC A L
Zweedsche kornoelje.
Hoogduitsch: Schwedischer Hartriegel.
Engelsch: Dwarf Cornel.
Bloeit: Mei—Juni.
Stelsel van Linnaeus: Cl. IV. Ord. 1. Tetrandria Monogynia.
Natuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Cornaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II N°. 132.
Soortelijke kenmerken: Caule herbaceo, foliis omnibus oppositis sessilibus ovatis, 5—7 nerviis,
mnbella pedunculata involucro demidio breviore. Flores purpurei.
Stengel kruidachtig; alle bladeren tegenoverstaande, zittend, ei vormig, 5—7 nervig; scherm
gesteeld tweemaal korter dan het omwindsel. Bloemen purper.
Verklaring der afbeelding : a. bloemschermpje met dekblad, b. bloempje, e. knop, d. bloemkelk
van slippen ontdaan, e. vruchtjes, f. en g. zaad.
Groeiplaats : Op schaduwrijke, veenachtige streken. Zooals de naam uitdrukt plant uit noordelijker
landen, die behalve in Engeland, slechts in Oldenburg, Oost-Friesland, Sleeswijk, Holstein en
Pommeren bekend is. Zij wordt beschouwd als een relikt uit den ijstijd.
Nederland: De eenigste groeiplaats in ons land is bij Zeyen in Drente, waar Dr. M. Hesselink
haar in Juni 1909 verzamelde, die mij eenige exemplaren toezond. Moge zij aldaar niet uitgeroeid
worden.