
RÜBUS NEMOROSUS HAYNE.
Bosch Braam. 1792
Hoogduitsch: Wald Brombeere.
Engdsch: Wood Bramble.
Bloeit: Juni—Juli. 1).
Stelsel van Linnaeus : Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk Stelsel : Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. II. N°. 105.
Soortelijke kenmerken : Tuiïones arcuato-prostrati, vel scandentes pruinosi paree pilosi interdum
glandulosi inferne teretiusculi aculeis rectis muniti superne angulati aculeis compressis falcatis ad
angulos dispositis instructi; folia ternata quinataque, stipulae lineari-lanoeolatae rarius lineatis,
petioli saepe superne plani foliola inaequaliter sed non profunde serrata supra paree pilosa, subtus
pallide viridia, terminale late ovatum vel suborbiculare. Inflorescentiae inferne foliosae laxae apice
subcorymbosae ramuli pedicellique tomentoso-hirti saepe glandulosi; sepala cinereo-virentia albo-
marginata in flore reflexa post antbesin patentia vel erecta, petala patentia lata albida vel rosea,
stamina stylis rubentibus vel fulvis aequilonga post anthesin marcescentia; germina glabra, fructus
saepe imperfecti ex acinis paucis magnis compositi nigri epruinosi; putamen maiusculum sub-
triangulare.
Loten boogvormig neerliggend of klimmend, bedauwd, verspreid behaard, somtijds klierdragend,
benedenwaarts glad met rechte stekels voorzien, bovenwaarts hoekig met samengedrukte gebogen
stekels op de kanten bewapend; bladeren'drie- of vijftallig, steunblaadjes lijnlancetvormig zeldzamer
lijnvormig; bladstelen vaak van boven v lak ; blaadjes ongelijk maar ondiep gezaagd, van
boven spaarzaam behaard, van onder bleek groen, het eindblaadje breed eivormig of bijna cirkelvormig.
Takken der van onder bebladerde, wijde, naar boven bijna tuilvormige bloeiwijze en ook
de bloemstelen viltig-behaard, dikwijls klierig; kelkslippen grijsgroen wit berand, bij de bloem
teruggeslagen, na den bloei uitstaand of opgericht, bloembladen uitstaand, breed, wit of rosé,
meeldraden even lang als de roodachtige of gele stijlen en na den bloei verdrogend; vruchtbeginsels
g lad; vruchten dikwijls onvolkomen, bestaande uit enkele groote steenvruchtjes, zwart en
niet bedauwd; steenkern tamelijk groot, bijna driehoekig.
Verklaring der afbeeldingen : a. Top bladloot. b. Middengedeelte loot. c. Bladloot op V7 der
grootte.
Groeiplaats : Deze vorm van Rubus dumetorum komt in geheel Noord-Duitschland voor in
verschillende afwijkingen.
Nederland : Schijnt in ons land in bosschen en tusschen kreupelhout, een der meest algemeene
bramen. Het afgebeelde exemplaar werd ons aangeboden door den Heer W. W. Schipper te Winschoten
in Juli 1907.
R U B U S N E M O R O S U S HAYNE. 17 04. 1792
s. o . a <«r yrr»-’*’