
MORCHELLA RIMOSIPES DC.
Morieije met van spleten voorwenen steel. 1795
S t e l s e l v a n Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Myce^es. O. Ascomycetes. Fam. Discomycetes. Helvelleae.
Ge sla ch t sk enmerk en : Zie Dl. IX. N°. 6 7 0 .
S o o r t e l ijk e kenmerk en : Pileus conicus, magnus, apicem versus attenuatus, ceraceo-carnosus,
in parte superiore stipite adnatus, basi ab eo Über, olivaceo-fuscus, usque ad 2 d.M. altus, lacunis
planis inter costas nigro-marginatas legi reticulatus; stipite crasso, valde rimoso, albescente.
Asci cylindrici, apice rotundati, 200 x 16 /^, octospori. Sporae ellipticae, rotundatae, non coloratae,
17—21 x 25—31 &; paraphyses filiformes, clavatae, non coloratae, septis divisae.
Hoed kegelvormig, groot, naar boven versmald, wasacktig-vleezig, in het bovenste gedeelte met
den steel vergroeid, het onderste deel vrij om dezen heen hangend, olijfbruin, tot 2 c.M. hoog
wordend, met vlakke velden tusschen de zwart berande regelmatig verloopende ribben; steel vooral
aan den voet dik, sterk van overlangsche groeven voorzien, witachtig.
Asci cilindervormig, van boven afgerond, 2 0 0 X 1 6 achtsporig. Sporen elliptisch, aan beide
zijden afgerond, kleurloos, 1 7— 2 1 X 2 5— 3 1 paraphysen draad vormig, aan den top aangezwollen,
kleurloos, door tüsschenschotten verdeeld.
DC. Fl. Fr. II. 214. Sacc. Syll. VIII. 15; Wint. Kr. Fl. III.. 1202; Cooke Mycogr. tab. 85 f. 322;
Bullet. Soc. Myc. de Fr. III. 79. Krombh. Schwämme tab. 19.
Gr o e ip l a a t s : In vochtige bosschen door geheel Europa, niet algemeen, in het voorjaar.
Nederland : Zij werd het eerst in 1901 gevonden door den Heer J. Rick S. J. bij Valkenberg,
op leemhoudenden bodem en door Oudemans vermeld in Ned. Kruidk. Arch. 3, H, p. 686. Het
afgebeelde exemplaar werd dit jaar gevonden onder griendhout bij een sloot in de omgeving van
Heemstede, door den Heer J. Ruts aldaar, die zoo welwillend was mij een exemplaar ter afbeelding
toe te zenden.
M O R C H E L L A R IM O S I P E S FR. 1795.