
LATHYRUS HIRSUTUS L
Behaarde Lathyrus,
Hoogduitsch: ILaarige jPlatterbse. Engelsch: JRough Pea.
B l o e i t : J u n i—J u 1 i. @
Stelsel van Linnaeus: Cl. XVII. Ord. IV. Diadelphia. Decandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. III. No. 204.
Soortelijke K enmerken: paree hirsutus. Caulibus anguste alatis, scandentibus; stipulis
semi-sagittatis anguste lanceolatis, petiolo in cirrhum ramosum abeunte, foliolis uni-jugis,
oblongo et lineari-lanceolatis; pedunculis 1—3-floris, folio 2—3-plo longioribus, calycis laciniis
oblongis, acuminatis, tubo aequilongis, corolla pallide purpureo-eoerulea; legumine inflato,
lineari, recto, inferne angustiore, tuberculato-piloso, seminibus verrucosis, hilo globoso, brevi. —
(Boissier).
Weinig bebaard, stengels smal gevleugeld, klimmend; steunblaadjes half pijlvormig; smal
lancetvormig; bladsteel in een vertakte rank uitloopend; bladeren eenjukkig met langwerpig-
of lijnlancetvormige blaadjes; bloeistelen 1—3 bloemig, 2— 3 maal langer dan het blad; kelk-
slippen langwerpig toegespitst, evenlang als de buis; bloemkroon bleek purper blauw; peul
opgezwollen, lensvormig, recht, naar onderen toe versmald, voorzien van haren met knobbelvoet;
zaden wrattig, met korten ronden navel.
Verklaring der Afbeelding: a. geheele bloem, 6. dezelfde zonder vlag, c. vlag, d. kelk,
e. vleugels, f. keel, g. vruchtbeginsel, h. jonge peul, ï. rijpe opengesprongen peul, j . zaad.
Groeiplaats: Op bebouwde en onbebouwde plaatsen in Zuid Europa tot den Kaukasus;
naar het Noorden zich verspreidend als een onkruid in het koren, ook in Noord-Afrika.
Nederland : Zij werd voor zoover mij bekend in ons land nog niet waargenomen. Ook deze
plant danken wij aan de onderzoekingen van de Heeren Wachter en J ansen, die haar vonden
in de omgeving van Rotterdam en die exemplaren ter afbeelding toezonden in Juni 1910.