
l i l
RUMEX SALICIFOLIUS WEINM.
Wilgenbladachtige Zuring.
Hoogduitsch: Weidenblattriger Ampfer.
Engélsch: Willow Doek.
Bloeit: Augustus. 2j..
Stelsel van Linnaeus: Cl. VI. Ord. III. Hexandria. Trigynia.
Natuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Polygonaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. V. N°. 374.
Soortelijke kenmerken: caulibus fruticosis, adscendentibus; foliis rarius 2.5 X 15 cM. longioribus,
lanceolatis, plerumque falcatis, basi attenuatis, acutis; pedicellis fructum vix aequantibus vel
nonnullis eo superantibus, basi connatis; valvis 2—3 X 4 —5 mM., triangulari-ovatis, acutis, leviter
venosis, verrucis callosis numero variabilis, mollibus vel intra granosis, plerumque valvis aeque-
longis, 1 mM. vel plus latis, in utroque latere vulgo marginem angustissimum cedentibus;
acheniis 1.3 X I -7—2.5 mM.
Stengels struikvormig, opstijgend, bladeren zeldzaam langer dan 2.5 X 15 cM., lancetvormig,
meestal sikkelvormig gebogen, aan beide einden toegespitst; bloemstelen nauwelijks langer dan
de vrucht of enkele deze in lengte overtreffende, aan den voet vergroeid; dekbladeren eivormig
driehoekig, spits, oppervlakkig geaderd, met in aantal verschillende, eeltklieren, deze zacht of van
binnen hard, de meeste even lang als het dekblad, 1 mM. of breeder, aan beide zijden typisch
een smalle rand vrijlatende; vruchtjes 1.3 bij 1.7—2.5 mM.
Verklaring der afbeelding: a, b. Bloempjes, vergroot, c. de drie smalle dekblaadjes, 'd. vrucht,
nat. grootte, f. idem, vergroot.
Groeiplaats: Plant uit noordelijker gewesten: in geheel Noord-Europa, Siberie, Alasca en
Noord-Amerika en aldaar ook zuidelijker op bergtoppen.
Nederland: In ons land ontdekt door de heeren Wachter en J ansen op een aanvoerterrein te
Schiedam, den 26 Aug. 1909, en mij van daar welwillend toegezonden.