
RUBUS SILVATICUS WH, ET N,
Var, aphyllostachys Kretzer,
Naakttrossige Boschbraam.
Hoogduitsch: WaU Brombeere. Engelsch: Wood Blackberry.
B l o e i t : J u l i . Ij.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIX. Ord. III. Icosandria Polygynia.
Natüukluk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II No. 106.
Soortelijke kenmerken: Turiones arcuato-prostrati rarius scandentes basin versus teretius-
culi superne angulati patenter pilosi aculeis in parte inferiore creberrimis sparsis parvis rectis
subulatis medium versus paullo maioribus ad angulos dispositis compressie e basi dilatata
recurvis armati; folia quinato-digitata, petiplo aculeis falcatis armato supra plano, stipulis
linearibus; folia omnia petiolulata grosse et saepe duplicato-serrata, utrinque viridia pilosaque
subtus interdum molliter pubescentia, terminale ellipticum acuminatum. Ramorum floriferorum
aculei minuti reclinati; inflorescentiae compositae elongatae densae saepe foliosae ramuli erecto-
patentes cymoso- vel corymboso-partiti tomentoso-hirti minute aculeolati; flores mediocres; sepala
tomentoso-villosa in fructu laxe reflexa; petala obovata; stamina stylos superantia post anthesin
conniventia; germina apice villosa; fructus mediocres globosi nigri (Focke).
Loten boogvormig-neerliggend, zeldzamêr klimmend, naar den voet bijna rond, naar boven
hoekig, afstaand behaard, bewapend aan den voet met talrijke verspreide, kleine, rechte, els-
üormige stekels, in het midden met iets krachtigere, welke op de kanten geplaatst zijn en van
uit een verbreeden voet teruggebogen zijn: bladeren vijfdeelig vingervormig, met een van
boven vlakken bladsteel, die met gebogen stekels gewapend is; blaadjes alle gesteeld, grof en
dikwijls dubbel gezaagd, aan beide zijden groen en behaard, bovendien van onder zachtharig;
emdblaadje elliptisch, toegespitst. Stekels van de bloeitrossen Hein en teruggebogen- takken
der samengestelde, verlengde, dichte en dikwijls bebladerde bloeiwijze schuin uitstaande, vorks-
gewijze of tuilyormig vertakt, viltig behaard en klein bestekeld. Bloemen middelmatig, kelkbladeren
viltig, zachtharig, bij vruchtrijpheid wijd teruggeslagen, bloembladeren omgekeerd
eivormig; meeldraden langer dan de stijlen, na den bloei samennijgend. Vruchtbeginsel aan
den top zachtharig; vruchten van gemiddelde grootte, kogelvormig, zwart.
Verklaring, van de Afbeelding : a. bloem, b. uitgebloeide bloem. De figuur rechts onderaan
middengedeelte loot.