
CLADOPHORA AEGAGROPILA Rabh.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XXIV. Cryptogamia. Sect. Algae.
Natuurlijk Stelsel : Cryptogamia. Thallophyta. Cl. V. Chlorophyceae. Ord. Confervoidea. ■
K enmerken: Globuli densi spongiosi, 3—o cM. in diametro, constantes algis fruticosis,
obscuro-viridibus, ramosissimis, robustis, e centro plerumque illuviem continente radialiter
excrescentibus et in eo putrescentibus; cellulis cylindraceis, 30—60 fi latis, tres-decies longio-
ribus ad apicem periphericum cum excrescentione brevi laterali ad ramos religandum; nonnullis
cellulis cum duobus ramis in eodem latere vel oppositis; cellula apicali obtuse rotundata;
membrana cellulae crassa, incolorata, in stratis disposita, cum I I K + H 2 S 0 4 fusca se tingente;
protoplasmate parietali; nucleis 5—20 satis regulariter secundum axem dispositis, conspicuis
in cellulis novellis vivis, manifestis in m&teria cum acido chromatico rigida facta et tractata
cum colore nucleum tingente; plastidibus numerosis, immobilibus, polygonalibus chromatophoris
ad latus et inter se accumbentibus, plerumque cum 5 vel plurimis granulis amylaceis rotundis,
etiam nucleis amylaceis paratis; his granulis cum 1 1K violaceis vel nigris se tingentibus ;
cellularum multiplicatione per divisionem cellulae apicalis parum incrassatae.
Sponsachtige, zeer dichte bollen, met een doorsnede van 3—5 cM., bestaande uit struikvormige,
donkergroene, sterk vertakte, stevige wiertjes, die radicaal groeien van uit een veelal
slijkbevattend centrum, waarin ze vermolmd eindigen.
Celvorm: cylindervormig, breed, 30—60 n, 3- tot 10-maal zoo lang; van de periphere pool
met eene korte zijdelingsche uitgroeiing voor de aanhechting van een tak; sommige cellen
met twee takken aan denzelfden of aan verschillenden kant. De topcel stomp afgerond.
Cel wand, dik, kleurloos, gelaagd, door 1 1K + H 2 S 0 4 bruin gekleurd.
Protoplast wandstandig..
Nucleus. 5—20 kernen op vrij regelmatige afstanden langs de as van de cel. In jonge levende *
cellen zichtbaar. Zeer duidelijk in gefixeerd chroomzuurmateriaal, behandeld met een kernkleurstof.
Plastiden: talrijke, onbeweeglijke, polygonale chromatophoren tegen den wand en tegen elkaar
aanliggend, veelal met 1 of meer ronde zetmeelkorreltjes; ook amylumkernen komen voor. De
zetmeelkorreltjes worden blauw tot zwart met 1 1K .
Celvermeerdering door deeling van de flauw aangezwollen topcel.
Verklaring der afbeelding: PI. 1778. Planten in natuurlijke grootte. PI. 1779. a. Afzonderlijk
wier (20 x ). b. Topcel met kernen en plastiden (350 x) c. Met 1% chroomzuur gefixeerde
cel, gekleurd met haemaluin van Grübler & Co. (350 x).
Groeiplaats: Komt verspreid voor meestal in grootere meeren; hoewel eerst vastzittend
raken zij later los en drijven zoo voort.
Nederland : In den Prodromus werd deze plant nog niet vermeld; zij is echter herhaaldelijk
in zoetwaterslooten in ons land gevonden. De afgebeelde planten zijn ten deele verzameld in
1898 te Veenwouden door den Heer J. H. Bonnema, ten deele door Dr. J. W. C. Goethart,
in Sept. 1906; de afbeeldingen op plaat 1779 zijn vervaardigd door den Heer H. P ostma,
destijds student in de medicijnen te Groningen, van wien ook de beschrijving afkomstig is.
Het geheel werd welwillend voor de Flora Batava ten gebruike afgestaan door de vriendelijkheid
van Prof. J. W. Moll te Groningen.