
witachtig of bleek rosé; meeldraden ongelijk, in de pas geopende bloem de stijlen verre overtreffend,
vervolgens schuin uitstaande, en na den bloei samennijgend en de vrucht omsluitend;
stijlen groen, vruchtbeginsel glad of aan den top van enkele haren voorzien.
Verklaring van de afbeelding : A Bloeiwijze. a. Geopende bloem van voren, b. van
achteren, c. bloemblaadjes, d. schutblaadje.
Groeiplaats : In Westfalen, de Rijnprovincie en in België bier en daar.
Nederland : In de bewerking van den Prodromus heb ik gemeend een braam tot deze
soort te moeten brengen, gevonden door den beer Goethart in 1899 aan de kale helling van
een binnenweg bij Weert. De beer W. W. Schipper zond de afgebeelde plant in van Arnhem
beneden aan den weg van de Duno naar Doorwerth, een zonnevorm gevonden den 3en Augustus
1910. Hij teekende daarbij aan dat de bladeren aan den achterkant witviltig waren en de
bloem eerst vrij roseacbtig was, daarna bleeker werd. Door K altenbach voor bet eerst beschreven
in zijn Flora des Aacbener Beckens p. 267 meent ook F örster in zijn Flora von
Aacben p. 97 dat zij om die stad niet zeldzaam is.