
Hoogduitsch: Mistel.
Engélsch: Mistletoe.
Bloeit: Maart—April. h.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XXII. Ord. IV. Dioecia. Tetrandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Loranthaceae.
F amiliekenmerken : Calycis tubus ovario adnatus; limbus integer aut lobatus. Corolla 4-
partita vel 4 petala, aestivatione valvata. Stamina tot quot petala et iis opposita; filamenta
corollae plus minusve adnata, vel nulla et antheraè corollae adnatae. Ovarium 1, uniloculare,
uniovulatum, ovulo erecto. Stylus 1, stigmate capitato, vel stigma sessile. Fructus baccatus.
Albumen carnosum. Embryo inversus, radicula ab hilo remota. Frutices parasitici.
Kelkbuis met het vruchtbeginsel vergroeid; zoom gaaf of gelobd. Kroon 4-deelig of 4 bloembladen
met klepvormige knopligging. Meeldraden evenveel als bloembladen en aan deze tegenover
gesteld; helmdraden min of meer met de kroon vergroeid of ontbrekend en dan de
helmknoppen met de bloemkroon vergroeid. Vruchtbeginsel 1, eenhokkig, 1 eiig, met rechtopstaand
eitje. Styl 1, met knopvormigen stempel of ziftenden stempel. Vrucht een bes. Kiem wit
vleezig. Embryo omgekeerd, met het worteltje van de hilus afgewend. Parasitische heestertjes.
Geslachtsbeschrijving : Flores unisexuales. Mas. Calyx nullus. Corolla 4 partita. Antherae
petalis adnatae. Fem. Calycis margo superus integer. Corolla 4 petala. Stylus nullus. Stigma
obtusum. Bacca 1 sperma.
Bloemen eenslachtig. Mannelijke bloem. Kelk ontbrekend. Kroon 4-deelig. Meeldraden met
de bloembladen vergroeid. Vrouwelijke bloem. Kelkzoom bovenstandig, gaaf. Kroon 4-bladig.
Styl ontbrekend. Stempel stomp. Bes 1-zadig.
Soortelijke kenmerken: Caule dichotomo ramosissimo, ramis teretibus, foliis lanceolatis
obtusis, enerviis, floribus terminalibus sessilibus subquinis glomeratis. Flores luteoli. Baccae albae.
Stengels vorksgewijs en sterk vertakt, met gladde takken. Bladen lancetvormig stomp, ongenerfd;
bloemen eindstandig, zittend, ongeveer bij 5-tallen opgehoopt. Bloemen geelachtig.
Bessen wit.
Verklaring der afbeelding: A. Tak met vruchten, verkleind. B. Groeiwijze van een
vrouwelijk exemplaar, a. Vrouwelijk bloempje, nat. gr.; b. idem mannelijk; c. vrouwelijk
bloempje, vergroot van ter zijde; d. idem mannelijk bloempje; g en g'. zaad vergroot; ƒ en ƒ ,.
zaad, nat. grootte; h. doorsnede zaad.
Groeiplaats: Woekert op een groote verscheidenheid van boomen, het liefst op appels,
peren en populieren, zeldzamer op eiken, zich uitbreidend over het geheele gematigde deel van
Europa, van Zweden tot de Middellandsche Zee en ver tot in Azië, maar nergens overvloedig.
Nederland: Bij ons slechts wild in Zuid Limburg, doch ook wel elders uitgezaaid of met
vruchtboomen aangevoerd. De fig. A. op !/ 4 der ware grootte afgebeeld, is naar een met
Kerstmis aangevoerde tak uit Zuid Limburg, de fig. B. op dezelfde vergrooting en de overige
detailteekeningen zijn naar exemplaren, welke in den Leidschen Hortus zijn aangeplant.