
C R A T ER E L LÜ S CORNUCOPIOIDES (L) PERS.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. O. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel : Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes.
Geslachtskenmerken: Hymenium ceraceo-membranaceum, distinctum sed hymenophoro adnatum,
deflnite inferum contiguum, glabrum, leve vel rugosum, sporae albae. Fungi terrestres, carnosi vel
membranacei, pileo integro praediti, stipitati, autumnales, Cantarellis affines.
Vruchtbed wasachtig-vliezig, afgezonderd maar met den vruchtdrager vergroeid, zeer duidelijk
onderstandig, onafgebroken, onbehaard, glad of van holten voorzien, sporen wit. Op den grond
groeiende zwammen, vleezig of vliezig, voorzien van een oningesneden hoed, gesteeld, in den herfst
voorkomend en verwant aan de Canterellen.
Fr. Epicr. p. 531. Hym. Eur. p. 830.
Soortelijke kenmerken : pileo membranaceo, tubaeformi, squamuloso, nigrescenti-fuligineo; stipite
cavo, glabro, nigro; hymenio levi, demum ruguloso, cinerascente; sporis ellepsoideis, hyalinis
12—14 = 7—8.
Hoed vliezig, trechtervormig, schubbig, rookkleurig zwart; steel hol, onbehaard, zwart; hymenium
glad, later rimpelig, grijsachtig; sporen ellipsvormig, doorschijnend, 12—1 4 : 7—8.
Groeiplaats: algemeen in de bosschen van Europa, bij Minussensk in Aziatisch Siberië, op het
eiland Ceylon, op Malacca, bjj New-York en elders in de Vereenigde Staten.
Hoed 8 cM. of breeder, tot een steelvormige 5—8 cM. buis versmald.
Nederland: Zij werd voor ons land vermeld als gevonden in 1845 bij Leiden door Perin. Het
is mogelijk, maar aangezien Perin, destijds werkzaam aan ’sjRgjks Herbarium geen betrouwbaar
verzamelaar is gebleken, die bijv. planten uit 's Rijks Herbarium met een nieuw etiquet voorzag
en dan als in Nederland gevonden liet doorgaan, heb ik steeds bij den naam Perin (niet Perein,
zooals in Oudemans’ Kévision) grooten twijfel omtrent de juistheid der opgaven.
Zij werd thans gevonden in het Borgbosch bij Denekamp door den heer Bernink aldaar, den
27 September 1909 en mij welwillend ter afbeelding opgezonden.