
BROMUS SQU AR R O SU S L
Rappige Dramk.
Hoogduitsch: Sparrige Trespe.
Engelsch: Rabbed Brome.
Bloeit: Mei—Juni. ©.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. III. Ord. II Triandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Monoeotyledoneae O. Gramineae.
Geslachtskenmerken :, Zie Dl. I. N°. 41.
Soortelijke kenmerken : panicula patente flaccidaque, nu tante, spiculis oblongo-lanceolatis, floribus
lato-ellipticis, fructiferis raargine imbricatim se tegentibus, palea inferiore 7-nervia margine supra
medium angulum obtusum exhibente, superiorem conspicue superante, aristis siccatis contorto divaricatis.
Pluim met uitstaande en slap gebogen takken; aartjes langwerpig-lancetvormig, bloemen breed
elliptisch, bij vruchtrijpheid elkander met de randen dakpanswijze dekkend; onderst kroonkafje
7-nervig, aan den rand boven het midden met een stompen bocht duidelijk langer dan het binnenste;
naalden bij droogte gedraaid, uitstaande.
Verklaring der afbeeldingen: a. Gedeelte van een aartje, b. Kelkkafjes. c. Onderst kroonkafje
rugzijde, d. hetzelfde binnenzijde, e. Bovenste kroonkafje. f. Vruchtbeginsel.
Groeiplaats: Op bouwlanden en in wijnbergen in Midden- en Zuid-Europa, voornamelijk in het
Middellandsche Zee-gebied en in de Pannonische Flora thuisbehoorende, doch ook elders ingevoerd.
Nederland: Zij werd in Juli 1898 door den Heer F. J. Struykenkamp op Groenhoven bij Leiden
verzameld en door- mij, ofschoon als afwijkende vorm, eerst voor liromus comvnutatus gehouden. De
Heer P . J ansen te Rotterdam herkende in deze plant echter Br. squarrosus. Het is dus een nieuwe
indigeen, doch waarschijnlijk ter plaatse met kippenvoer aangevoerd en niet blijvend.