
CLITOCYBE CONNATA SCHUM.
Aaneengegroeide Clitocybe.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares. Mycetes. O. Hymenomycetes. Fam. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XV No. 1160.
Soortelijke kenmerken: Candida; pileo carnoso, tenüi, e conico expanso, inaequali, nudo, udo,
umbone obtuso-evanido; stipitibus cavis, amplis, glabris, tuberoso-connatis; lamellis inaequaliter
decurrentibus, angustis, confertis, subarcuatis.
Ampla, sed tenuis, non viscosa, pileo 8—10 cM. lato; stipite 8—13 cM. longo, 1—2 cM. crasso.
Sporae 8 = 3—4.
Wit; hoed vleezig, zacht, eerst kegel vormig, later uitgespreid, ongelijk, naakt, vochtig, met een
later verdwijnende stompe verhevenheid; stelen hol, groot, glad, knolvormig vergroeid; plaatjes
ongelijk ailoopend, smal, dicht opeen, eenigszins bochtig.
Groot, maar teer, niet kleverig, hoed 8—10 cM. breed; steel 8—13 cM. lang, 1—2 cM. dik.
Sporen 8 *==, 3—4.
Clitocybe connata Schum. p. 299. Fr. S. M. I. p. 97; Hym. Eur. p. 92. Fl. Dan. t. 1908.
Verklaring der Afbeelding : a. b. c. d. groepen in verschillende ontwikkelingstoestanden. c. d.
Met mycelium-draden. e. Volwassen exemplaar met afloopende plaatjes, f. doorsnede, g. en h. doorsneden
van jonge exemplaren, waarbij het afloopen der lamellen nog niet goed te zien is.
Groeiplaats: In vochtige bosschen van Europa.
Nederland: Groeit op de aarde in dichte zoden. Zij werd gevonden door Dr. J. A. Tresling te
Ter Apel in Groningen en den 30 October ter afbeelding toegezonden. Naast de vriendelijkheid van
den heer Tresling, ben ik ook dank verschuldigd aan den heer J. Ruys, die zich met de juiste
naamgeving belastte.