I 'i:
• bt
V
41 B E S C H R IJ V I N G.
Fig. 91. DE STAPEL,
Deze Springhaan welke zieh op de Bornen
oiuhüuci, heeft de bovenvleugels
groen eu de ondervleugels grijsachcig doorfchijnend,
de hitr afgebeelde is een M.nn
e t j e , zijnde hec Wijfje van dezelve kleur
doch mec een Zabel voorzien 5 algemeen
r o e r a : men in ons vaJerland deze foorc
STAPEL doch de oorfprong van die woord
is niij onbekend.
Fig. 92. DE VKATTENVRETEE..
Ons tegenwoordig voorwerp is zoo groot
niet als de vorige en onthourl zieh in het
G r a s , is insgelijfcs groen van Ideur doch
d e bovenvleugelen zijn inet zwarte vlakken
voorzien; he: is een VVijfje zoo als de
achteruitlleekende Zabel te kennen geefc;
I n hec tweede deel van hcc Infectenwers
van den Heer RÖSEL, vindc men die fourc
en de vorige zeer omftandig befchreven en
algebeeld.
D E S C R I P T I O N DES
Fig. 91. LA GRANDE SAUTERELLE VERTE.
Cette Sautinile fe troupe Jur les arlw.
Les élytres font tous verts, et ¡es ailes tmm~
fa entes et grisâtres. La figure représerut un
.mâle; la feme le a le mêmes couleur mais elle
porte le Jabre, comme dans les autres espèces de
cette fumille. L'origine du hom liollmdaii Stapel
not« est inconnu.
Fs^. HE T D OR. REBLA DR
D e vleugels van de hier afgebeelde Springhaan,
het gene een Wijfje is, zijn zeer
aardig gemarraerd, de poocen geelachcig
b r u i n , de Zabel donkerder, doch of de
vleugels wel die gedaante behoren te hebben
twijfelen wij aan, wij zouden eer geloven
dac dezelve onvolgroeid zijn ; en hier
mede belluicen wij deze onze Ai'beeldingen
en 13efchrijvingen der Springhaancn.
Fig. f)z. L E V E RR u c i VO AE.
Cette espèce est moins grande que la présidente
; elle se tr .ure dans les pr s ; sa tm.-
leur est verte; les élytres joiit marqués éî
taches r.o:re.< ; on voit par le Jabre qui termine
le corps, que celte figures représente une
feme,'le.
Air. RÔSEL, dans le fcsond volume de fan
hi:toiie de; Infectes, a aonn- hs figures esune
description très détaillée de cette espècs
ainsi que de la précédente.
Fig. 93. LA FEUILLE MORTE.
Les élytres de la Sauterelle ftwile riprcfenlée
par atte fi-^ure fotit ir.s jolîjneni marbres;-
les pieds f nt d'un jauhe Bruhâtrc. Le faire
est d'une couleur plus foncée. Nous avons lieu
de douter, fi la forme JînguHére des a'iei,
telles qu'oti la voit dans la figure, fera toujours
naturelle â cette espècenous croyons
plutôt que ces ailes n'avaient pas atteint leur
parfait développement.
Nous terminons par cet artich les figurmet
les description des Sauterelles.
\
i
l
V O O R B E R I G T. ADVERTÎSSEMENT.
V Y F D E G E S L A C II T
D E KREKBLS,
^ n het begin van dit werk beloofden wy
teil oogmerk te hebben, in hetzelve
afbeeldingen te geeven, van de Spook
e n , wandelendeBladcn, Zabel-Springhaanen,
Krekels, Trek-Springhaanesi,
en Kakkerbkken , en zo veel als de omftandigheden
het zouden toelaaten,
deeze geflachten agtervolgens uit te
g e e v e n ; doch door tusfchen gekoixene
omftandigheden is dit eenigzints veranderd,
zynde in plaats van de Krekels als
het Vierde gef lacht , de Trek-Springhaanen
hier voor iiitgegeeven, en dus
zuUen nu de Krekels het vyfde geflacht
viitmaaken.
Wat de ui twendige gedaante der Krekels
aangaat, dezelve komt zeer veel
inet die der Springhaanen overeen, en
wel niet beide foor ten, zynde insgelyks
gevleugelde Infeften , mec zes Pooten
v o o r z i e n , waarvan de achterfte lang en
t o t fpringen gefchikt zyn; wy zullen
dus hier maar alleen om niet wydloopig
t e worden de algeineene Kenmerken
der Kreekels opgeeven, welke zyn:
( 1 ) Draadvormige Sprietsn.
{•2) De Kop doorgaans dikker en ronder
als van de Springhaanen.
( 3 ) De DekJcMden of Bovenvleugels platter
op het Lyfals by de Springhaanen.
(4) De Ondervkugeh langer als deBovenvleugäls.
( 5 ) I)e kkur meeßentjds iruin- of zwartachttg.
^
C I N Q U I E M E GENRE.
L E S GRILLONS,
avons prontls, au commencement
de cet ouvrage d'y avoir pour but la dtscriûtion
et les figures des Speótres, des
Mantes, Î/W Sauterelles à Cout t lias, des
Grillons, des Sauterelles de Pasütge eí
des Blattes, et de faire connaître Jucces-
J.'vement ces Genres, autant, du moins ^
que les ctrconjknces nous le permettraient ;
cepandant, par fuite de circonllances qui
nous font furvenues, nous avons un pue
changé de plan, car, au lieu de donner
les Grillons au 4 Genre, nous ¡es avons
fait précider par les Sauterelles de Pasfag
e ; ainfi les- Grillons formeront ici ¡9
5 Genre.
Quant à ¡a figure extérieure des Griîlom",
elle a ajjéz d'analogie avec cells
des Sauterelle des deux e peces. Ce font
pareillement de Infectes ailes, à 6 pattes,
dont les pofterieures font propres à fauter.
Ainfi, crainte d'etre prolixes, nous nous'
bornerons à indiquer les caracteres gené'
faux des Grillons , qui font les fuivans.
( 1 ) Antennes filiformes
( 2 ) Tête ordinairement plus épaisfe et
plus ronde que celle de Saute»
relies.
( 3 ) Elytres ou ailes fupèrieures plus
a platies fur le dos que chez les
Sauterelles.
( 4 ) Ailes inférieures plus longues que
les fupèrieures.
( 5 ) Couleur, le plus fouvent, brune
n u noirâtre.
(A) Fig.
.1 i i
! i.
m