r:. )
u
fA
fe',
Î I
: á í f
•a "
3 2 B E S C H R I J V I N G
P L A A T. XVI. b.
Fig. 58. DE GRIJSAARD.
Mcn noemd het de Grijsaard om de groote
jrrijzc onder Vlerkcii, het Dicrtje is_ auderzints
metfchoone kleuren vercierd, zi.inde
bruin met donkere Ribben, de boven Vleuselen
Hilter van kleur en geilipt, de Dijen
lijii van buiten fraai geel, en ongemeen
o-efio-Lircerd, aan de binnen zijde is de kleur
helder rood gehjk 00k de agterPooten waarbij
de grijze vleugeleu , aartig afiteekeii.
Deeze afbeelding is men verfchuldigd aan
den Wel Edelen Heer J. CALKOEN, welke
de goedheid heeft gehad het voorvverp
uit zijn Wel Edelens Kabinet daartoe te
willen afgeven.
Fig. 59. HET BOKJE.
D e hooni vormige knobbels op den Kop
van dit fraaiie Dier, doen hetzelve den gesevenen
nanm niet oneigen dragen, veei
fchoone verfcheidenheid in kleuren , zetten
aan dit voorwerp geen genage liuster bi] ,
Ten liot en donkei bruin Lijf met bruine
voor eu roode agter Pooten, benevens groene
en geel met rood gebandeerde ondcr
vleuffds , maaken dit Infeft tot eene wezentliike
ichoonheid in zijn ioort, hetzelve beriist,
met de overige voorvverpen van deeze
plaat, onder de groote verzamehng van Infecten
van den Wel Edelen Heer KAIJE
VAN BREUKELERWAARD,
Fig. 60. DE ROODVLAIC.
Dit fchoone Dier noem ik aldus, aangezien
de vier groote roode vlakken op de onder
vleugelsf zünde ter wederzijden twee welke
met het waaijer vormige rood , op de donkeie
grmid der Vleugels zeer affteekt; debovenvleuoels
zijn roodachtig brum het geheele
Li?chaam is donker, zo ook de Pooten,
hier en daar geel gebandeerd.
Fig. 61. DE ZALMKLEUR.
Klein en weinig beduidend möge in den
eersten opOag, dit Inleft fchijnen deszelfs
kleur doet het echter onder zijns gehjken naar
den eerftenrang in fchoonheid dingen, hetzelve
berust zo als wü reeds hebben aangemerkt,
in het Kabinet van den Wel Edelen
Heer RAIJB VAN BRBUKEL-ERWAARODESCRIPT10
N DES
P L A N C H E XVI. b.
Fig. 58. LE GRISON.
Cet Infecte porte ce mm à cau^e de [es grandes
ailes inférieures qui font grifes-, il est, d'ailleurs
orné de fort belles couleurs, étant brun avec des
côtes plus f ombres ; les ailes fupérieures font d'une
couleur plus claire et pointillées ; les cuisfes font
d'un beau jaune en dehors et marquées de jolies
figures; en dedans elles font d'un rouge^clair,
ainfi que les pattes postérieures,ce qui fait d'autant
mieux resfortes fes belles ailes grices. Nous fommes
redevables de ce desfm à IMr. CALKOEN,
qui a bien voulu nous permettre de copier l'original
qu'ilpo^fede dans fa fuperbe colkSiion.
Fig. 59. LE PETITS Boûc.
Les antennes nouenfes de ce jdi LnfeBe lui ont
fait donner avec raifon le nom qu'il porte-, la
diverfité et la beauté de fes couleurs ne contribuent
pas peu à le parer-, fon corps est d'un brun clair
et obscur-, fe: pattes antérieures font brunes et
les postérieures rouges ; fes ailes inférieures font
vertes et jaunes avec des bandes rouges; cequi fait
que cet Infecte est réellement beau dans fon genre.
Il fe trouve, ainfi que les autres objets de cette
Planche, dans la grande Collection d'Infectes de
Mr. RAYE DE BREUKELERWAARD.
Fig. 60. LA TACHE ROUGE.'
Je donne ce nom à ce bel InfeBe à caufe des
grandes taches rouges qu'il pnte fur fes ailes
inférieures, dont 1 fur chaque aile, lesquelles
resfortent admirablement bimi fur le fond fombre
des ailes, les ailes fupérieures font d'un brun
rougeâtre; tout le corps est de couleur fombre,
ainfi que les pattes qui font ornées çà et là de
bandes jaunes.
F i g . 61. LE SAUMocé.
Quoicpie cet InfeEk au prämier coup d'oeil parais
fe petit et peu important; cependant la beauté
de fes couleurs lui asfigne, avec jußice, le premier
rang en beauté outre fes femblablts. Il ft
trouve dans la magnifique Infeilier de Mr . RAYE
DE BREUKELERWAAK».
J'l.AVL h.
Vi