
SISYMBRIUM LOESELII L. 1724.
S I S Y M B R I U M L O E S E L I I L
Bloeit: Mei—Herfst. (T) en (77).
Stelsel van Linnaeus: 01. XV. Ord. II. Tetradynamia. Siliquosa.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Cruciferae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II. N°. 116.
Soortelijke kenmerken: Pilis patulis vel réversis hirtum rarius glabratum; foliis sublyrato-
runcinatis, laciniis dentatis basi non auriculatis, floribus maiusculis, calyce patenti, siliquis in
pedicello gracili erecto-patulo eis triplo breviore erectiusculis subarcuatis tenuibus glabris, junio-
ribus racemo brevioribus; stylo brevissimo, stigmate bilobo.
Sterk behaard met uitstaande of teruggebogen haren, zeldzamer kaal; bladen bijna liervormig,
schaafsgewijze ingesneden met getande, aan den voet niet geoorde slippen; bloemen tamelijk
groot met uitstaande kelkbladen; hauwen op slanke schuin opstaande en driemaal kortere
stelen, opgericht, iets gebogen, dun en glad; de jongste niet boven den tros uitstekend; stijl
zeer kort met 2-lobbigen stempël.
Verklaring der afbeelding: a. bloem van boven; b. dezelfde van ter zijde.
Groeiplaats: Op bouwlanden en langs wegen in Zweden,.Zuid Duitschland, Rusland en
West Himalaya.
Nederland : Bij ons voor het eerst als aangevoerde plant waargenomen op het Pothoofd bij
Deventer in 1877 door den Heer L. J. van der V een; later op soortgelijke terreinen ook elders.
De afgebeelde planten zijn deels ontleend aan een exemplaar door den Heer H. J. Kok
Ankersmit in 1897 te Apeldoorn verzameld; het wortelexemplaar werd door mij in hetzelfde
jaar langs den Rijn beneden Arnhem gevonden.