
A V E N A P R A T E N S I S L
Weide Havergras.
Hoogduitsch: Wiesen Hafer.
ßngelsch: Perennial Oat.
Bloeit: Mei—Juli. 31.
Stelsel van Linnaeüs: 01. III. O. II. Triandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monpootyledoneae. O. Gramineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. UI. N°. 206.
Soortelijke kenmerken : Panicula contraota racemosa, ramis inferioribus geminis, superioribus
solitariis, omnibus spieulam solitariam vel longioribus inferiorum spiculas binas gerentibus,
spiculis 4—5 floris, floribus dorso in medio aristatis valva superiore trinervia axe piloso,- ovario
apiee piloso, foliis linearibus supra soaberrimis, vaginis teretibus.
Samengetrokken vertakte pluim, met bij paren geplaatste onderste takken, de bovenste alleenstaand,
alle slechts, één pakje of de laagste der onderste twee pakjes dragend; pakjes 4—5
bloemig, deze op het midden van het buitenst bloemkafje genaaid, bovenst kelkkafje drienervig,
bloeias behaard, evenals de top van het vruchtbeginsel; bladen lijnvormig, aan de bovenzijde
zeer ruw, scheeden glad.
Verklaring der afbeelding: o. bloempakje; 5. onderst kroonkafje; c. bovenst kroonkafje;
d. en e. kelkkafjes.
Groeiplaats: Op dorre weilanden, langs berghellingen in gematigd Europa en Siberië.
N ederland: De plant werd in ons land in 1885 ontdekt door dfe Heeren J. D. Kobus en
J. W. Chr. Goethart bij Gulpen; in Mei 1901 werd zij door Dr. Goethart en MIJ teruggevonden
langs de helling van de Bek bij Gulpen, van waar ook de afgebeelde plant afkomstig is.