
T. divaricatum: Wortel afdalend, vertakt, veelstengelig; bladen lijnvormig spits, een- of bijna
drienervig, kanten der takken, bovenste bladen, steunblaadjes en schutblaadjes met ruw getanden
rand; steunblaadjes korter dan de vrucht; bloemdeklobben aan den voet ter weerszijden voorzien
van een golfsgewijs getand oortje; nootje elliptisch 2—4 maal langer dan zijn steeltje met aan
den voet dikke hoofdnerven, 10 vertakte nauwelijks kleinere secundaire nerven en schuine
kleinere tertiaire nerfjes.
Hiervan onderscheidt zich als:
Var. humifusum: Stengels neerliggend, lang, enkelvoudig of vertakt, bloeiende takken van
gelijke gestalte, kort, ten laatste uitstaand; steunblaadjes korter dan de vrucht, nootje 3—4 maal
langer dan zijn steeltje en twee maal grooter dan het bovenstandig aan den voet samengetrokken
perigonium.
Verklaring der AFBEELDING: PI. 1718: a. bloempje; b. hetzelfde terzijde; c. vrucht; d. takje
met blaadjes, vergroot.
Groeiplaats : In zandige weilanden, zich nestelend op de wortels van een groot aantal planten;
algemeen verspreid over gematigd Europa en Russisch Azië, doch zich niet tot Skandinavië
uitstrekkend • in Groot Brittagne slechts op de kalkhoudende weilanden van de zuidelijke graafschappen,
ook vermeld voor België, doch niet voor Denemarken; in Frankrijk langs de Westkust.
Nederland: Deze wortel-parasiet werd in Augustus 1902 het eerst waargenomen door Prof.
J. M. Janse en Dr. J. W. Chr. Goethart in de duinen bij Katwijk. Op deze groeiplaats
beslaat de plant een zeer uitgebreid gebied, terwijl later bleek dat de soort reeds vroeger door
den Heer P. J. van Breemen bij den Haag was gevonden. Het vermoeden ligt voor de hand,
dat deze plant daar reeds langen tijd moet gewoekerd hebben, doch dat zij tot nog toe aan
de waarnemingen was ontsnapt. De afgebeelde planten zijn van daar afkomstig. Misschien dat
zij ook nog elders in onze duinstreek zal worden aangetroffen.