LACTARIUS SUBDULCIS BULL.
Melkzwam.
Stelsel van Linnaeüs: 01. XXIV. Ord. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Tr. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XI. N°. 825.
Soortelijke kenmerken : Inodorus; pileo carnoso, tenui papillato, demum depresso, levi,
glabro, azono, siceo stipiteque e farcto eavo, aequali, subpruinato rufescentibus; lamellis adnatis,
confertis, pallidioribus lacte submite, albo; sporis ovoideis, echinulato-papillosis, 7 /*. diam.
Reukeloos; hoed vleezig, dun, met tépelvormige verhevenheid, ten laatste afgeplat; onbehaard,
zonder randen, droog, met boven den voet holle steel, gelijk dik, een weinig bedauwd, roodachtig;
plaatjes aangegroeid dicht opeen, lichter van kleur; melk zacht, wit; sporen eivormig,
met stekelige papillen bezet, 7 y. in doorsnede.
Fr. Epicr. p. 345. Hym. Eur. p. 437; Bernh. Eoch. t. 38, f. 1; Berk. Outl. N°. 208; Agaricus,
Buil. t. 227; Sowerby t. 204; Bolton t. 3; Earz t. 53; Barla t. 20; f. 4—10; Quêl. t. 11, f. 3;
Lmz. f. 11; Cooke, lil. t. 1002; Sacc. Sytt. V. 450; Oud. Rév. 1. p. 160.
Groeiplaats : In bosschen algemeen in Europa, Aziatisch Siberië, Noord-Amerika en Lapland.
Nederland: Omstreken van Haarlem, Leiden, Den Haag, Rijzenburg, Putten, Apeldoorn,
Wageningen en Zuid-Beveland.
De afgebeelde plant werd, in 1887 te Mariendaal bij Arnhem gevonden.