
LEPIDIUM VIRGINICUM L. 1 6 8 1 .
L E P IDIÜM V IRGINI CUM L
Virginische Kruidkers.
Hoogduitsch: Virginische Kresse.
Engelsch: Virginic Oress.
Bloeit: Mei—Aug. O.
Stblsbl van Linnaeüs: 01. XV. Ord. I. Tetradynamia Siliculosa.
Natuurlijk Stblsbl: Vasculares Dicotyledoneae. 0. Oruciferae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. I. N°, 45.
Soortelijke kenmerken: Siliculae circulares, vix emarginatae. Folia inferiora oblonga vel
spathulata, modo parte inferiore pinnatifida. Petala plerumque adsunt. Caetera ut in L. apetala,
sed cotyledonibus accumbentibus.
Hauwtjes cirkelrond, nauwelijks aan den top uitgerand. Onderste bladen langwerpig of
spatelvormig, slechts onderaan vinspletig. Bloembladen meestal aanwezig. Overigens overeenkomend
met L. apetalum, doch met aanliggende zaadlobben.
Verklaring der Afbeelding: a. bloem; 6. hauwtje; e. blad.
Groeiplaats: Zooals de naam reeds aanwijst een Noord-Amerikaansche plant, die door granen
veelvuldig ook in Europa ingevoerd is.
Nederland: In 1888 door Prof. Hügo de Vries bij bet Horstermeer ontdekt, in 1898 door
den Heer Kok Ankersmit bij Apeldoorn wedergevonden en door anderen bij Haarlem, Arnhem
en Rotterdam aangetroffen. De afgebeelde plant werd ons door den Heer H. J. Kok Ankersmit
van uit Apeldoorn toegezonden.