
rVnr*
CORI SPER MUM HY SSOPIFOL IU M L1732.
CORISPERMUM HYSSOPIFOLIUM L.
Hyssopbladig vlieszaad.
Hoogduitsch: Ysopblattriger Wanzensame.
Bloeit: Aug.—Sept. o
Stelsel van Linnaeus: Cl. V. Ord. 2. Pentandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Chenopodiaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XII. N°. 957.
Soortelijke kenmerken: Perigonio diphyllo; nucibus glabris subrotundo-ovalibus alatis, ala
opaca, margine angustissime pellucida apice integra bimucronataque; bracteis superioribus
ovatis acuminatis margine membranaceo latitudine dimidia partis herbaceae cinctis foliisque
uninerviis mucronatis.
Bloem dek tweebladig. Vruchtjes glad, rondachtig-eivormig, gevleugeld; vleugel donker, slechts
aan den rand zeer smal doorzichtig, aan den top ongedeeld, met 2 stekelpuntjes; bovenste
schutblaadjes ei vormig toegespitst, omringd door een rand, die de helft van de breedte van
het kruidachtig gedeelte beslaat; bladen eennervig, stekelpuntig.
Verklaring der afbeelding: a. Schutblaadje vergroot; b. Vruchtje nat. gr.; b' vergroot,
bolle buitenzijde, c. hetzelfde vlakke binnenzijde.
Groeiplaats: Op kiezelzand langs rivieroevers, meestal aangevoerde plant, welke zeer plaatselijk
is.
Nederland: Zij werd het eerst in 1900 op een krib in de Lek bij Rijswijk door den Heer
B. J. van Wagensveud aangetroffen. In het volgend jaar stonden zeer vele exemplaren op
den zandigen oever langs de rivier in de nabijheid van die krib, terwijl zij ook in 1902 in
vrij veel exemplaren weder voorkwam. In Sept. 1902 was de Heer van Wagensveld zoo welwillend
mij een exemplaar ter afbeelding toe te zenden. De planten behooren tot de door
Ascherson onderscheiden vorm leptopterum, d. w. z. met dunne vleugel aan de vrucht.