SALPICHROA RHOMBOIDEA MIERS.
Bloeit: Augustus—September. 9J-.
Stelsel van Linnaeus: 01. V. Ord. I. Pentandria. Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Solauaceae.
Geslachtskenmerken: Calyx tubulosus vel brevis, 5-fidus v. 5-partitus, lobis linearibus,
fructifer haud v. vix auctus. Corolla longe tubulosa v. urceolata, fauce aequali contracta v.
parum dilatata, non coronata; lobi 5, acuti induplicato-valvati, saepius breves, erecti v. patentes.
Stamina supra medium tubum affixa, inclusa vei breviter exserla, filamentis filiformibus; antherae
breviter oblongae v. fere lineares, connectivo tenui, loculis parallelis in longitidinem dehiscen-
tibus. Discus carnosus, saepe crassus. Ovarium 2-loculare; Stylus filiformis, stigmate dilatato
breviter lateque 2-lamellato v. subintegro; ovula numerosa. Bacca ovoidea v. oblonga. Semina
compressa; embryo subperiphericus, valde curvus, cptyledonibus semiteretibus.
Herbae suffrutices v. frutices, ramis divaricatis vel flexuosis, glabri v. pubeseentes, siccitate
saepius nigricantes. Folia integra, longiuscule petiolata, saepius parvula. Pediceïli solitarii.
Flores albi v. fiavi, nunc 2—3 pollièares, nunc vix semipollicares.
Kelk buisvormig of kort, 5-spletig of 5-deelig, met lijnvormige slippen, bij vruchtrijpheid in
het geheel niet of nauwelijks vergroot. Bloemkroon lang buis- of urnvormig, met gelijkmatig
samengesnoerden keel of een weinig verwijd, doch niet van schubben voorzien ; lobben 5,
spits, met naar binnen gevouwen klep vormige knopligging, dikwijls kort, opgericht of uitstaand.
Meeldraden boven het midden der buis aangeheeht, ingesloten of kort uitstekend, helmdraden
draadvormig, helmhokjes kort, langwerpig of bijna draad vormig, met smal helmbindsel en
evenwijdige in .de lengte openspringende hokjes. Schijf vleezig, vaak dik. Vruchtbeginsel 2-hok-
kig; stijl draad vormig. Stempel verwijd, kort en breed, 2-platig of bijna gaaf; eitjes talrijk.
Bes eivormig of langwerpig; zaden samengedrukt, kiem een weinig aan den omtrek gelegen,
sterk gekromd; zaadlobben halfrond. Kruiden, half heesters of heesters, ;met uitgespreide of
gebogen takken, die glad of behaard, bij het drogen meestal zwart worden. Bladen gaafrandig,
vrij lang ge,steeld, dikwijls klein. Bloemstelen alleenstaand. Bloemen geel of wit, nu eens 2—3
duim lang, dan weer nauwelijks een halve duim lang
Sooktelijke kenmerken: Suffrutex, caule procumbente sublignoso helvolo, apice herbaceo-
viridi, ramoso, ramis suboppositifoliis flexuosis viridibus subangulatis pilosulis; foliis ovato-
rhombeis obtusiusculis vel acuminatis, supra piloso-pruinosis, subtus pallidioribus glabfis, nervosis;
pedunculis solitariis unifloris alaribus subaxillaribusque gracilibus pilosiusculis subpendulis.
Halfheestertje met kruipende, half houtachtige, vuilgele stengels, die aan den top echter
kruidachtig en groen zijn, vertakt, takken vrij wel tegenover de bladen, bochtig, groen, iets
hoekig, behaard; bladen ei-ruitvormig, stomp, of een weinig toegêspitst, aan den voet scheef,
in den steel versmald, aan de bovenzijde harig-berijpt, van onder bleek er, glad, geaderd, bloemstelen
alleenstaand eenbloemig, oksel- of bijna okselstandig, slank, iets behaard en een weinig
neerhangend.
Verklaring der afbeelding: a. bloem en kelk, vergroot; b. opengespreide bloemkroon;
c. meeldraad van terzijde; c'. van achter; d. stamper; e. doorschijnende vrucht, nat. gr. ;ƒ. vrucht
in jonger stadium; g. doorgesnéden vrucht, nat gr.; h. zaadje, vergr.
Groeiplaats: In Magellania, Bonaire, de Pampas, rond Monte Video en in Zuid-Brazilië. -
Nederland : De plant werd 4 November 1901 gevonden in het park te Rotterdam door den
Heer F. W. Niemann, waarschijnlijk per scheepsgelegenheid aldaar aangevoerd. De plant werd
ons op ons verzoek ter afbeelding toegezonden door de Heeren Wachter en Jansen aldaar,
dien wij voor deze bereidwilligheid gaarne dankzeggen.