
MÜSCARI COMOSUM MILL. 1734
MUS C A RI COMOSUM Mi l l .
Kuifdragende Druifhyacinl,
Hoogduitsch: Schopf-Bizamhyacinth e.
Engelsch: Tufted Muscari.
Bloeit: Mei—Juni. 9J-.
Stelsel v a n Linnaeus: Cl. VI. Ord. I. Hexandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. Ord. Liliaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. V. N°. 394-
Soortelijke kenmerken: Floribus angulato-cylindricis, inferioribus remotis horizontaliter
patentibus, superioribus longius pedicellatis erectis approximatis comosis neutris, foliis linear-
ibus canaliculatis.
Bloemen boekig-cilindervormig, de onderste met grootere tusschenruimten, horizontaal uit-
staar.de, de bovenste langer gesteeld, opgericht kuifvormig dicht opeengehoopt, ongeslachtelijk;
bladen lijnvormig, gootvormig.
Verklaring der Afbeelding: Het groote exemplaar rechts vertoont een afwijking in de
bovenste bloemen, waarschijnlijk ten gevolge van een ziekelijke aandoening; het exemplaar
links toont de normale ontwikkeling, a. Bloempje, vergr.; b. hetzelfde opengesneden en uitgespreid,
c. Meeldraad, d. Stamper, e. Dezelfde op dwars doorsnede.
Groeiplaats: In boschjes en op akkers in Midden Europa zeer verspreid voorkomend, nu
en dan elders ingevoerd.
Nederland: In Juni 1900 werd door den Heer H. Koning tusschen Oud Valkenberg en
Ingber het meest rechts afgebeelde exemplaar gevonden, waartoe de figuren a, d en e behooren.
Aangezien deze exemplaren, in een 3-tal gevonden, door een ziekelijke degeneratie de top-
bloemen niet in goede ontwikkeling vertoonen, meende men deze planten voor M. tenuiflorum
te moeten houden.
Deze degeneratie vertoonde zich echter ook bij. tal van gedroogde exemplaren van M. como-
sum, in ’s Rijks Herbarium voorkomende. De links afgebeelde plant werd door mij in het
laatst van Juni van dat zelfde jaar in een korenland bij Oud Valkenberg verzameld. Hiertoe
behoort fig. b en de afgebeelde bladbreedte; deze bladen waren ook iets donkerder. Ik heb
gemeend dat beide planten tot M. comosum moeten gebracht worden.