
C A R E X B R I Z O I D E S L.
Trügras Zegge.
Hoogduitsch: Zittergrasartige Segge.
Engelach: Quakegrass-like Oarex.
Bloeit: Mei—Juni. 9J-.
Stblsbl van Linnabüs : Cl. XXI. Ord. III. Monoecia Triandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Cyperaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. V, N°. 365.
Soortelijke kenmerken: Spica composita subdisticha, spiculis subquinis alternis approximatis
curvatis oblongo-lanceolatis omnibus androgynis inferne masculis, stigmatibus 2, fructibus erectis
glumam aequantibus lanceolatis plano-convexis laevibus rostrato-attenuatis margine a basi serrulato-
ciliatis, rostro bifido, radice stolonibus elongatis repente.
Aar samengesteld, bijna tweerijig; aartjes ongeveer ten getale van 5 afwisselend, dicht bijeen,
gebogen, langwerpig lancetvormig, alle gemengdslachtig, beneden mannelijk; stijlen 2, vruchtjes
opgericht, even lang als het kaije, lancetvormig, vlak-bol glad, gesnaveld, langs den rand benedenwaarts
getand-gewimperd, snavel tweetandig; wortelstok ver kruipend.
Verklaring der Afbeelding: ce. bloemaartje; b. mannelijke bloem; c. vruchtbeginsel.
Groeiplaats: In vochtige bosschen en op beschaduwde grazige gronden in Midden-Europa.
Nederland: Ofschoon in ons land voor enkele plaatsen opgegeven, was haar indigeniteit
niet voldoende zeker. De afgebeelde plant werd door Dr. Goethart en mij in 1899 bij Wolfhaag
in Zuid-Limburg verzameld. De onderzoekingen van eerstgenoemden maken het voorkomen
dezer Carex ook elders in ons land waarschijnlijk.