
PLANTAGO ARI S TATA Mehx .
Borstelige Weegbree.
Hoogduitsch: Begraunter Wegerich.
EngeUch: Large bracted Plantam.
Bloeit: Juli—September. ©.
Stelsel van Linnaeus: Cl. IV. O. I. Tetrandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasoulares Dicotyledoneae. O. Plantaginaeeae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. IV. N°. 257.
Soortelijke kenmerken: Caule villoso v. glabrato, seapis robustis, erectis, foliasuperantibus;
foliis linearibus, acuminatis, integris, in petiolum brevèm attenuatis, interdum prominente
3-nervis; spicis densissimis, cylindraceis, pubescentibns nee lanuginosis; bracteis linearibus, elon-
gatis ascendentibus, pnbescentibus, inferioiibns saepe floribus deoies longioribus; ftoribus eos
Plantaginis maritimae aequantibus; capsulis 2-spermis.
Stengel behaard of kaal; bloeistengels forsch, opgeriobt, langer dan de bladen; deze lijnvormig,
toegespitst, gaaf, tot een korten bladsteel versmald, soms sterk uitspringend 3-nervig;
aren zeer diebt, cilindervormig, bebaard docb niet wollig, scbntbladen barig, bjnvormig, lang,
opstijgend, de laagste dikwijls tienmaal langer dan de bloemen; bloemen op die van Plantago
maritima gelijkend; vruchten 2-zadig.
Verklaring der aebeelding: o. en b. bloemen; r. bloemblad met meeldraad; d. vrucht-
beginsel; e. k e lk ; ƒ. schutblad.
Groeiplaats: Op drooge vlakten en in de prairiën, van Illinois tot Louisiana en Texas,
westelijk tot Britsch Columbie en Nieuw-Mexico, docb ook wijd verspreid als adventiefplant
in de Oostelijke Staten.
Nederland: Zij werd reeds het vorig jaar ontdekt als opslag in een tuin te Baarn door
Mej M. Boissevain; door uitzaaiing werden dit jaar door baar talrijke planten verkregen, van
welke deze dame er ons eene ter afbeelding welwillend toezond. Het voorkomen dezer plant
moet waarschijnlijk gezocht worden in de omstandigheid, dat verleden jaar een familie uit
Canada ten haren huize logeerde, die het zaad dezer plant op toevallige wijze zal hebben
meegebracht.