
SSmmm
A G A R I C U S I N A M O E N U S Fr.
Onbehoorlijke plaatzioam.
September—November.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia,‘Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes: O. Hymenomycetes. Trib. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. X. N°. 725. Ondergeslacht Tricholoma.
Soortelijke kenmerken: Pileo carnoso, convexo-plano, subumbonato, e sericello glabrato,
levi; stipite solido aequali, radicato, lamellisque arcuato-adfixis decurrentibusque distantissimis
candidis.
Hoed vleezig, bol-vlak, min of meer getepeld, eerst zijdeachtig, later kaal, glad; steel gevuld,
overal gelijkmatig dik, platen bochtig-aangehecht en afloopend, ver van elkander, witachtig.
Stinkende zwam met vuil witten, 2 - 6 c.M. breeden hoed; steel tusschen mossen, met verbreeden
wortelenden voet, ongeveer 8 c.M. lang; sporen bol- of ei-langwerpig, 9 11 X 5—7 .
Tricholoma inamoenum Fr., S. M. 1, p. 111, Epicr. p. 44, Hym. Eur. p. 64; Berk. Outl. n . 854,
Gke., Hdbk. p. 36; Illustr. pl. 77; Saccardo Syll. V. p. 113.
Groeiplaats: In de dennenbosschen in bergachtige streken van Zuidelijk Europa; zeer talrijk.
Nederland: De afgebeelde plant werd gevonden in den tuin van Houtlommer bij Haarlem
in Oct. 1891, door wijlen den Heer F. W. van Ebden. Andere groeiplaatsen zijn mij niet
bekend geworden.