
C E R I N T H E MI N O R L.
Kleine Wasbloem.
Hoogduitsch: Kleinere Wachsblume.
Engelsch: Little Wax-flower.
Bloeit: Mei—Juli. 9t-,
Stelsel van Linnaeüs: Cl. V. O. I. Pentandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Boraginaceae.
Geslachtskenmerken: Nuces 2, liberae, biloculares, affixae area basilari semicirculari plana.
Corolla cylindraceo-campanulata, fauce fornicibus destituta. Antberae sagittatae, basi cohaerentes.
Nootjes 2, vrij, tweehokkig, vastgehecht met halfcirkelvormige, vlakke basis. Bloemkroon
cylinder-klokvormig, met open keel. Helmknoppen pijlvormig, aan den voet samenhangend.
Soortelijke kenmerken : Corollis ultra tertiam partem quinquefidis, dentibus subulatis erecto-
conniventibus, filamentis anthera quadruplo brevioribus Corolla flava.
Bloemkroon tot over een derde gedeelte in vijf slippen verdeeld, met elsvormige opgerichte,
samenneigende slippen; helmdraden 4 maal korter dan de helmknoppen. Bloemen geel.
Verklaring der afbeelding: a. bloem; 6. dezelfde opengesneden; c. helmknop van ter zijde;
d. idem van voren; e. vruchtbeginsel; ƒ. vrucht.
Groeiplaats : Op akkers en langs wegen in bergstreken, in het zuidelijk gebied van Europa,
zelden ingevoerd.
Nederland: In 1898 werd de afgebeelde plant gevonden door de Heeren P. Westerhof en
H. W. Peteri te Deventer op het terrein bij de Stoom meelfabriek. Later is door de Heeren
W. H. Wachter en P. Jansen een exemplaar gevonden op een kolenaschweg te Rotterdam
en door den Heer J. Mesu te Nieuw- en St. Joosland een exemplaar op een klaverland, bemest
met afval van de meelfabriek te Middelburg. De hier vermelde groeiplaatsen werden mij door
den Heer H. Heukels welwillend medegedeeld.