BIJLAGE AFL. XIII,
D E BA M B 0 E S C H I JF 2W A M .
{Encoeiia helvola (JUNGHUHN) v a n Overeem.)
Wanneer men in een bamboeboscli wandelt, kan men zoo nu en dan op de knoopen vân
de dikke stengels bovengenoemd schijfzwammetje aantreffen. Meestal vindt men deze zwammetjes
op de basale stengelgedeelteii, zoodat men ze gemakkelijk bereiken kan, zelden meer hoogerop,
doch bijna altijd op de dikke zware stengels; op de dünnere werden ze tot nu toe nooit aangetroffen.
Een opvallend verschijnsel is, dat, zooals we boven reeds opmerkten, deze zwammetjes steeds op
de knoopen van de stengels voorkomen; zeiden of nooit vindt men ze op de geledingen zelf.
Wanneer we zulk een knoop met vruchtiichamen wat nauwkeuriger bekijken. büjkt ons al spoedig,
dat liet voorkomen van deze zwam op die piaats niet van onschuldigen aard is. De knoop vertoont
lal van rotte zwarle plekken en lengtespleten, die zicli over tamelijk grooten afstand op de geledingen
kunnen voortzetten. Uit deze rotte plekken en spleten komen de vruchtiichamen te voorschijn,
meestal in groot aantal en van verschillenden ouderdom; niet zelden is een sterk aangetaste knoop
dan ook dicht bedekt met een groot aantal vruchtiichamen.
In vochtigen toestand zijn de vruchtiichamen schotelvormig, van binnen fraai oker of reebruin,
terwijl de buitenkant vuilwit en gelieel met kleine wrafjes bedekt is.
De Steel is altijd zeer kort, zoodat zij slechts bij kleine vruchtiichamen, die nog niet geheel
ontwikkeld zijn, opvalt. Qroote geheel uitgespreide vruclitlichamen lijken ongesteejd en plat tegen
het substraat te zitten. Het korte steeltje is echter steeds aaiiwezig.
Het opvallende van de vruchtiichamen is de mooie bruine vruchtschijf. Bij droog weer rolt
de rand van deze sterk naar binnen, zoodat van de vruchtschijf niets te zien is. De zwammetjes
vallen dan in het geheel niet op, aangezien ze zieh dan voordoen als in elkaar geschrompelde vuil
witte knopjes, die men gemakkelijk over het lioofd ziet.
De bruine vruchtschijf bestaat uit asci en paraphysen. Tusschen de paraphysen vindt men
een donkerbruine kristallijiie stof. Deze stof veroorzaakt de bruine kleur van de vruchtschijf.
De sporen zijn zeer klein, kleurioos, cylindrisch, recht of iets gebogen. Zij komen ten getale
van 8 in de asci voor.
Het bekertje zelf met zijne wratachtige buitenopperviakte is zoo goed als kleurloos. Het is
ZÖÖ gebouwd, dat bij optreden van droogte het zieh snel kan sluiten, waardoor het de vruchtschijf
tegen te sterk uitdrogen kan beschermen.
Zooals we boven reeds opmerkten, komt dit schijfzwammetje op de knoopen der dikke bam-
boestengels voor, waar het het ontstaan van rotte plekken en spleten veroorzaakt. We kunnen het
daarom zeker tôt de parasieten rekenen. De aangetaste stengels worden voor bouwdoeleinden
waardeioos, zoodat bij tairijk optreden van deze zwam dus nog wel eenige schade kan worden
veroorzaakt.
V e rk la r in g van plaat Xlli,
1.' Bamboesteiigels met vruchtiichamen op de knoopen, nat. gt
2. Een paar vruchtlicliamen, sferk vergroot.
3. Gedeelte van eene doorsnede van een vruclitlichaam, 45/1.
4. Asci en paraphysen 850/1.
5. Sporen 850/1.
6 — 7. Boiiw van de verscliiliende deeien van het bekertje, 850/1.
Archipel Drukkcrl)—Buitenzorg