. oà
f I V. Overeem et Weese, Icones Fungorum Malayensium.
nu en dan Plaatjeszwammen gevonden, waarvan het hymenium een meer of minder onregelmatige
gaatjesstructuur bezat, maar deze exemplaren waren altijd monstruositeiten. Merkwaardig is nog, dàt
bij het algemeen in de gematigde streken voorkomende geslacht Myceno dergelijke monstruositeiten
jiiist nooit gevonden zijn.
Was bij Mycenoporella lutea en Poromycena brunnea de verwantschap niet verder aan te
duideii dan loi liet geslacht Mycena, bij Poromycena decipiens kunnen we zelfs de soort noemen,
waarmee deze zeer nauw verwant is; Mycena para (Persoon) Fries, die algemeen zoowel hier als in
Europa voorkomt. Beide soorten komen in alle kenmerken mel elkaar overeen, slechts de hymeuium-
slructuur verscliilt. Men kan, wanneer men de zwam slechts van boven beziet, niet voorutt zeggen
met welke soort meii te doen lieefl. Daarom liebben we onze soort decipiens = bedriegeiijk genoemd.
V e rk la r in g van pla a t XIV.
Poromycena decipiens v. O.
a. Vruclitlichamen, nat. gr.
Lengtedoorsnede, nat. gr.
Gaatjes, sterk vergroot.
Doorsnede door den wand van een gaatje, 350/1.
b.
d.
e. Basidiën 850/1.
/. Sporen 850/1.
g. Cystiden 850/1.
Poromycena brunnea v. O, •
a. Vruchtlichaam, nat. gr.
b. Gaatjes, sterk vergroot.
C. Doorsnede door het hoedweefsei en liet gedeelte van een gaatje. 90/1
d. Basidiën 850/1.
e. Sporen 850/1.
/. Cellen van het weefsel, 850/1,
V e rk la r in g van piaat XV.
Mycenoporella lutea v. O.
1. Vruchtiichamen, nat. gr.
2. Vruchtlichaam van onderen gezien, nat. gr.
3. Lengtedoorsnede, nat. gr.
4. Doorsnede van het hoed- en gaatjesweefsel, 45/1.
5. Gaatjes 45/1.
6. Basidiën 850/1.
7. Sporen 850/1.