'8 f I i
. ' } •
B i jl a o e a f l . Xlii,
D E BAM BO E SC H I JF ZW AM .
[Encoeüa helvola ( Ju n o h u h n ) v a n Ove rEEM.)
Wanneer men in een bamboebosch wandelt, kan men zoo nu en dan op de knoopen van
de dikke stengels bovengenoemd schijfzwammetje aantreffen. Meesfai vindt men deze zwammetjes
op de basale stengelgedeelten, zoodat men ze gemakkelijk bereiken kan, zelden meer hoogerop,
doch bijna altijd op de dikke zware stengels; op de dmmere werden ze lot nu toe nooit aangetroffen.
Een opvailend verschijnsel is, dat, zooals we boven reeds opmerkten, deze zwammetjes steeds op
de knoopen van de stengels voorkomen; zelden of nooit vindt men ze op de geledingen zelf.
Wanneer we zulk een knoop met vruchtiichamen wat nauwkeuriger bekijken, blijkt ons al spoedig,
dat het voorkomen van deze zwam op die piaats niet van onschuldigen aard is. De knoop vertoont
la! van rotte zwarte plekken en lengtespleten, die zieh over tamelijk grooten afstand op de geledingen
kunnen voortzetten. Uit deze rotte plekken en spleten komen de vruchtiichamen fe voorschijn,
meestal in groot aantal en van verschillenden ouderdom; niet zelden is een sferk aangetaste knoop
dan ook diclil bedekt met een groot aantal vruchtiichamen.
In vochtigen toestand zijn de vruchtiichamen schotelvormig, van binnen fraai oker of reebruin,
terwijl de buitenkant vuilwil en geheel met kleine wratjes bedekt is.
De Steel is altijd zeer kort, zoodat zij slechts bij kleine vruchtlicliamen, die nog niet geheel
ontwikkeld zijn, opvalt. Qroote geheel uitgespreide vruchtiichamen lijken ongesfeeld en plat tegen
liet substraat te zitten. Het korte steeltje is echter steeds aanwezig.
Het opvallende van de vruchtlicliamen is de mooie bruine vruchtschijf. Bij droog weer rolt
de rand van deze sterk naar binnen, zoodat van de vruchtschijf niets te zien is. De zwammetjes
vallen dan in het geheel niet op, aangezien ze zieh dan voordoen als in elkaar geschrompelde vuil
wifte knopjes, die nieii gemakkelijk over het lioofd ziet.
De bruine vruclitschijf bestaat uit asci en paraphysen. Tusschen de paraphysen vindt men
een donkerbruine krlsfallijne stof. Deze stof veroorzaakt de bruine kleur van de vruchtschijf.
De sporen zijn zeer klein, kleurloos, cylindrisch, recht of iets gebogen. Zij komen fen getale
van 8 in de asci voor.
Hef bekertje zelf met zijne wrataclifige buitenopperviakte is zoo goed als kleurloos. Het is
ZÖÖ gebouwd, dat bij optreden van droogte het zieh snel kan sluiteii, waardoor het de vruchtschijf
tegen te sterk uitdrogen kan beschermen.
Zooals we boven reeds opmerkten, komt dit schijfzwainmefje op de knoopen der dikke bam-
boestengeis voor, waar het het ontstaan van rotte plekken en spleten veroorzaakt. We kunnen het
daarom zeker tot de parasieten rekenen. De aangetaste stengels worden voor boiiwdoeieinden
waardeioos, zoodat bij talrijk optreden van deze zwam dus nog wel eenige schade kan worden
veroorzaakt.
V e rk la r in g van plaat XIII.
1. Bamboestengels mef vriicliflictiamen op de knoopen, nat. gr.
2. Een paar vruclitlichamen, sterk vergroot.
3. Oedeelte van eene doorsnede van een vruchtliciiaam, 45/1.
4. Asci en paraphysen 850/1.
5. Sporen 850/1.
6-7. Boiiw van de verschillende deeien van liel bekertje, 850/1.