Blz.
Uraster lumbricalis.. .. . . . 73
ll'rsus spelceus.................. ..5, 84
Urus........... ....................... . . . 94
"V
Vader der runderen__ . . . . 51
Veeltand, Bernard’s .............. 12
* Egerton’s . . . . . . . . 11
u scholachtige.......... 25
Vierhoekschub....................... 60. 63
n uitnemende.. 41
Vinstekéls................................ 60
Vinstralen............................... 74
Vischhagedis, dunsnavelige.. 29
// gewone 2,3,29,62,70
» plattandige......... 29
Visschen, fossiele..............59, 73
Vleugelbad, Jaeger’s . . . . . . . 14
Vleugelvinger, Koch’s .......... 32
ff kortnagelige. 33
// uitstekende.. . 33
Yoelhoornpoot, eerste.......... 54
» loopende.. . . 54
Voetsporen,..........................21, 37
Vogel, vreesdij k e.................. 10
Vogelpoot................................ 50
Vogels, fossiele...................... 50
Vogelvederen.......................... 50
Voltzia heterophylla............ 14
Voltzia, ongelijkbladige....... 14
Vijfhoek..................... 73
w
Walvisch, groenlandsche.... 93
// Lamanon’s ,.......... 93
Wandelkrab, sierlijke........... 50
Watertor, reusachtige.......... 43
Weekdieren, buikpootige . .. 61
41 koplooze........26, 65
// koppootige.. 27, 56
Weekstaart van Faujas....... 61
Wigvaren, alsembladige___ 13
» palmachtige....... 14
Wildzwijn............................... 84
Winde-pijlstaart.................... 57
Wisselbeer.............................. 10
Witvisch, Hartmann’s .......... 11
// slanke................... 11
// zwitsersche............ 44
Wolvisch, ruigharige............ 16
Wormvaren, amarantachtige' 14
ff Nilsson’s .......... 14
Z
Zaagvisch, gelijkvinnige....... 25
Zamia, Feneon’s .................... 14
Zamites Feneonis.................. 14
Zeebeest, Schinz’s ................ 9
Zeeëngel, stekelhuidige....... 56
Zeehagedis, typische............. 15
!£eelt, groote........................... 44
ff kortvinnige................. 11
Zeeschildpad, Hoffmann’s.64,83,86
Zeeschuim............................... 56
Zëgelboom, afwisselende.. . . 13
» bevallige.............. 13
// Boblay’s ............... 13
// eironde........... .. 13
Zeester ..................................... 80
// gewone......................... 73
ff Mandelsloh’s ............... 73
» wormvormige............. 73
Zeesterdieren.......................... 65
Zeilvisch, slanke............. 25
Zeuglodon brachyspondylus 92
ff macrospondylusSA, 90
Zoogdieren, fossiele.............. 76
VITRINE I.
Het eerste voorwerp ’t welk onze aandacht trekt, als wij de
kleine of voorzaal van Teyler’s Museum binnentreden, is een
langwerpig-vierkante vitrine, waarin het versteende geraamte
is gelegen van een dier, waaraan men den naam heeft gegeven
van Plesiosaurus dolichodeirus Conyb. Deze naam is
gevormd uit de grieksche woorden plesios = verwant aan,
saurus = hagedis, en dolichodeirus = lang van hals. De plesiosaurus
is een dier dat tot de klasse der kruipende dieren
of reptielen behoort. Het versteende geraamte ligt in een
steenplaat van liaskalk, die in de omstreken van Lyme Regis
in Engeland is gevonden.
De kop gelijkt min of meer op dien van onze gewone hagedis,
en daaraan heeft het dier dan ook zijn geslachtsnaam te danken.
De tanden zijn slank, spits, een weinig gebogen en overlangs
gegroefd. De hals is zeer lang, bijna even lang als het lijf en
de staart samen; hij heeft 37 wervelen, ’t welk een grooter
getal is dan dat der halswervelen van de zwaan, namelijk 23,
hoewel de zwaan den langsten hals van alle vogels heeft. De
rugwervelen gelijken op die van den krokodil, daar zij aan
beide einden hol, biconcaaf, zijn. De vier pooten gelijken op
vinnen. Het opperarmbeen is kort en stevig; de voorarmbeen-
deren hebben de gedaante van een langwerpige onregelmatige
schijf. De handwortelbeenderen zijn plat en in twee reeksen
gelegen, terwijl de vingerkootjes, lang van vorm, in vijf of
zes reeksen zijn gerangschikt. De achterpooten zijn vrij gelijk
aan de voorpooten. Deze vorm van ledematen, die men vinpooten
noemt, toont aan dat de plesiosaurus een dier was, hetwelk in
het water leefde, en dat zich slechts met veel moeite op het droge
kon bewegen. In het water was dit dier zonder twijfel zeer
vlug en lenig in het vangen van zijn prooi, uit visschen,