dat is die één of meer stekels op den staart hebben. Hun
tanden hebben een platten kroon: zij zitten dicht op elkander
en zijn als aaneen gesoldeerd, zoodat zij breede platen vormen.
No. 11631 is uit de brusselsche aardlagen afkomstig.
Behalve de tanden van fossiele haaien, die wij zoo even
bezien hebben, bevat vitrine 58 een kleine, zeer merkwaardige
verzameling van vi scht anden uit den bodem van Brussel.
Ziehier den oorsprong van deze verzameling. In 1873 deed
wijlen Dr. Armand Thielens te Thielen (Tirlemont) mij de
eer mij een verzameling van fossiele overblijfselen van dieren
te zenden, afkomstig uit de aardlagen van het terrain bruxel-
lien, ten einde er een beschrijving van te geven. Eenigen
tijd later, in de eerste dagen van het jaar 1874, had de heer
G. Vincent te Brussel de beleefdheid mij alle tanden van
fossiele visschen uit den bodem van zijn vaderland, Belgie,
te zenden, die hij bezat, en het is daardoor dat hij mij de
gelegenheid heeft verschaft de merkwaardige exemplaren te
zien, te bestudeeren en te beschrijven, die de rijke verzameling
van dien geleerde vormen.
De meesten dezer fossiele tanden zijn, volgens den heer
Vincent, afkomstig uit de aardlagen van Woluwe St. Lambert
bij Brussel, en de overigen komen uit Calevoet onder Hede
en uit Schaerbeek bij Brussel. Mijn beschrijvingen van de
tanden dezer beide verzamelingen zijn opgenomen in de
Archives du musée Teyler, Deel III en IV. Het is mij geoorloofd
geweest eenige exemplaren van de nieuw beschrevene
soorten achter te houden; ik heb hen in deze vitrine ten
toon gesteld, allen vergezeld van etiquetten met de namen,
enz. Vergeten wij niet een blik te werpen op de tanden van
Cestracion Duponti Winkler; JEnchodus Bleekeri Winkler;
de p i j l s p i t s t a n d i g e t r i c h i u r i d e s , Trichiurides
sagittidens Winkler; de d e r d e d r i e h o e k t a n d , Tri-
gonodus tertius Winkler; Otodus Vincenti Winkler, enz. Eenige
brieven van den heer Vincent en van wijlen Dr. P. Bleeker,
die op deze tanden betrekking hebben, bevinden zich in
vitrine 58.
VITRINE 59.
In deze vitrine bevinden zich slechts overblijfselen van
h a a r s t e r d i e r e n . Bij het bespreken van ’t geen in de
kasten 17 en 19 is ten toon gesteld, hebben wij reeds vele
bijzonderheden van deze dieren vermeld, zie blz. 66. Hier
spreken wij slechts even over de merkwaardige exemplaren
die met 9944, 9462 en anderen genummerd zijn.
No. 9944 vertoont ons een menigte kelken van den
k r u i d n a g e l - e u g e n i a c r i n u s , Eugeniacrinus caryo-
phyllatus, uit het juraterrein van Brandenberg in Zwitserland.
Deze kelken gelijken min of meer op kruidnagelen of vruchten
van den kruidnagelboom, Caryophyllus aromaticus L. waarnaar
zij genoemd zijn. De eugeniacrinen zijn kleine haarsterdieren,
op een korten stengel gezeten; hun kelk is samengesteld
uit vijf of vier stukken: niet zelden is hij scheef op
een knobbeltje van den stengel gezeten.
No. 9943 vertoont kelken van een andere soort van eugeniacrinus,
de geknikt e eugeniacr inus, E.nutans Goldf.
No. 9462 en 5167 zijn kelken van Apiocrinus Parkimoni
D’Orb. de eerste uit het bradford-clay van Engeland, en de
tweede uit de juralagen van Wurtemberg. Deze dieren hebben
een peervormigen kelk op een zeer langen steel gezeten, die
uit vele ringen bestaat.
No. 3498 is de kelk van een andere soort van Apiocrinus,
de A. Goldfussi D’Orb. uit het koralenkalk van Besancon
No. 3499 vertoont ons een kelk van den mispelvormi -
gen mi l ler icr inus, Millericrinus mespiliformis D’Orb.
uit het jura van Heidenheim, Duitschland, die volgens Pictet
moet gesteld worden bij den Haplocrinus van Steininger.
Deze kelk is samengesteld uit drie basaalstukken en vijt
zijstukken, en het gewelf wordt gevormd door vijf driehoekige
stukken, die in het middenpunt bijeenkomen.
VITRINE 60.
Onder de fossielen die in deze vitrine zijn ten toon gesteld,
bespeuren wij twee exemplaren vaneen polyp van de familie
der poritiden, die Pleurodictyum problemalicum wordt ge-
heeten, no. 901 en 902. Deze polypenstok wordt in het
devonische terrein van Duitschland, Frankrijk, Engeland,
Spanje en Amerika gevonden. Men kent slechts deze eene
soort. Men heeft haar nooit anders gevonden als in den toestand
van afdruksel of moule, en gevolgelijk begrijpt men
dat alle vaste deelen van het afdruksel beantwoorden aan
holten, en de holten aan vaste deelen. Men leidt daaruit af,
dat deze polypenstok samengesteld moet zijn geweest uit
veelhoekige kelken op een gemeenschappelijken bodem.