bedekt, vertoonen een overlangschen kam. De ondervlakte van
de schilden is volkomen glad, zooals duidelijk aan die schilden
te zien is, welke omgekanteld zijn.
Eenige zwarte massa’s, die men vindt ter plaatse waar
zich in het levende dier de maag en de darmen hebben bevonden,
zijn zonder eenigen twijfel versteende overblijfselen
van het voedsel van den Mystriosaurus, het zijn dus zoogenoemde
d r e k s t e e n e n of koprolithen.
Men vindt een uitvoerige beschrijving, vergezeld van een
afbeelding van dit merkwaardige fossiel, in de Archives du
Musée Teyler. T. IV.
BOVEN VITRINE V, AAN DEN MUUR.
Het andere exemplaar van een Mystriosaurus, opgehangen
aan den muur boven vitrine V, no. 2741, is het beroemde
fossiel bekend onder den naam van Mande l s loh’s lepel-
snui t -hagedis, Mystriosaurus Mandelslohi Bronn, en dat
door dien geleerde is beschreven. Voorheen was dit fossiel het
eigendom van den graaf Von Mandelsloh, en vandaar zijn naam.
Het dier vertoont zich liggende op den rug. De schedel is
lang, en de snuit is zeer smal: de onderkaak is onvolledig,
daar de voorste helft verloren is gegaan. De groote tanden
hebben een gebogene kroon en een stompe punt. De oppervlakte
der tanden is fijn gegroefd, doch de wortel is glad.
De wervelkolom bestaat uit 46 wervelen: zij vormt geen on-
afgebrokene reeks, daar zij op vele plaatsen gebroken en verplaatst
is. Men vindt nog vier of vijf reeksen van huidschilden:
deze schilden zijn bijna vierkant en met 20 tot 25 gaten
of kuilen op de oppervlakte versierd. Waarschijnlijk zijn dit
buikschilden. De staartschilden vertoonen soms den dakvorm.
De voorste ledematen hebben slechts enkele beenderen achter
gelaten, maar de achterste ledematen vertoonen zich hier in
hun geheel, met uitzondering van eenige voetwortel beenderen
en van verscheidene kootjes der teenen. Ik heb dit belangrijke
fossiel in de Archives du Musée Teyler, T. IY beschreven
en afgebeeld.
Aan den linkerkant van den bezoeker van het museum, als
hij in de zaal komt die den plesiosaurus, de visch-hagedis
en de twee lepelsnuit-hagedissen vertoont, waarover wij zoo
even hebben gesproken, ziet men, op een soort van voetstuk
of bank, een bijna volledig geraamte van een hol en beer,
Ursus spelceus, ten toon gesteld. Dit geraamte is gevonden in
een hol of grot in de omstreken van Ohczasca in Moravie,
nevens een ander dergelijk geraamte, dat tegenwoordig in een
museum van dat land wordt ten toon gesteld.
De holenbeer, de beer met het bolle voorhoofd, zooals hij
door Cuvier is geheeten, wordt vooral gekarakteriseerd door
dat elk der beide voorhoofdsbeenderen een ronden knobbel
vormt, zoodat het profiel van den kop, gerekend van het achterste
gedeelte van het voorhoofd, met een zeer sterke helling
naar den neuswortel afloopt. Deze beer was ten minste een
vierde grooter dan de grootste thans levende bruine beer. De
vormen en de verhoudingen der tanden bevestigen dit onderscheid.
Het schijnt dat de tanden van den holenbeer slechts
in den zeer hoogen ouderdom afsleten: men beweert dat dit
een bewijs is dat deze beer, meer dan de beer van onzen tijd,
een vleeschetend dier is geweest.
Het is bekend dat men overblijfselen van den holenbeer
gevonden heeft in de meeste holen van Frankrijk, Engeland,
Duitschland en Belgie, alsmede in sommige beenderenbrecciën.
Zelfs zijn de beenderen van dit dier in sommigen dier holen
zoo overvloedig aanwezig, dat men op een getal van 800 schat,
het aantal individuën waaraan de beenderen hebben toebehoord,
die uit een enkel dier holen. uit. dat van Gailenreuth,
zijn te voorschijn gebracht.
Het exemplaar ’t welk vóór ons staat, wordt gekenmerkt
door de zeer groote ontwikkeling die zijn spierstelsel heeft
gehad: de lange beenderen en de schedel vertoonen zeer vele
en zeer groote kammen, groeven en uitsteeksels. Zulke kammen
en uitsteeksels vertoonen zich vooral duidelijk aan het
opperarmbeen en de voorarmbeenderen. Het schouderblad heeft
een zeer grooten doorn. De wervelkolom bestaat uit 7 hals-
wervelen, 14 rugwervelen, 5 lendewervelen, 6 heiligbeens-
wervelen en 10 staartwervelen: zij verschilt derhalve van de
wervelkolom van den hedendaagSchen bruinen beer, die slechts
12 rugwervelen heeft.
Alle beenderen die het geraamte samenstellen, zijn evenwel
niet vertegenwoordigd in het geraamte dat wij nu be