te dienen voor de studiën van de leden der commissie voor
de geologische kaart der Nederlanden, een commissie waarvan
toen de beroemde nederlandsche geoloog, Dr. W. C. H. Staring,
secretaris was. *) Na de ontbinding van deze commissie zijn
wij, mijn vriend Staring en ik, er in geslaagd den toen-
maligen minister van binnenlandsche zaken, Thorbecke, te
bewegen die maastrichtsche fossielen af te staan aan het
museum, dat aan mijne zorg is toevertrouwd. En sedert dien
tijd vormen deze prachtige overblijfselen van een uitgestorvene
fauna, een kostbaar sieraad van Teyler’s museum. Wij hopen
dat zij er in zullen blijven, zoolang dat museum bestaat.
No. 11201 vertoont ons vier brokken van het v o o r h o o f d s been:
zij zijn afkomstig uit de verzameling van Camper,
en beschreven door Adr. Camper, en daarna door Cuvier in
zijn Ossements fossiles, Deel Y blz. 325, pl. XX fig. 1.
No. 11202 en 11203 zijn brokken van de r e c h t e r
o n d e r k a a k (en van het t r omme l b e e n ? ) ook van
Camper, en beschreven door Cuvier, Ossements fossiles, Deel V
blz. 324, pl. XX fig. 2.
No. 1l204 is het voorste einde van de o n d e r k a a k ,
ook een origineel voorwerp van Camper, zie Cuvier, Ossements
fossiles, Deel V blz. 322, pl. XX fig. 3.
No.. 11205, 11206 en 11207 zijn brokken van beenderen
van den kop van de maashagedis uit het cabinet van Camper.
No. 11208 is het o p p e r a r mb e e n (of de e 11 e p ij p ?)
van de collectie van Camper, beschreven door Cuvier, Ossements
fossiles, Deel Y blz. 336, pl. XX fig. 24.
No. 11209 is een blok met 12 kleine rug- en l ende-
we r v e l e n , origineele exemplaren van Camper, zie Cuvier
Ossements fossiles, Deel V, blz. 331, pl. XX, fig. 9.
No. 11210 is een blok met 14 s t a a r tw e r v e l e n .
Beide laatste nummers zijn misschien wel van een andere,
kleinere soort van maashagedis, die men heeft meenen te onderscheiden,
en Ma x im i l i a a n ’s ma a s h a g e d i s , Mosasaurus
Maximiliani heeft genoemd.
No. 11211 is een blok met 4 r u g w e r v e l e n .
No. 11212 is een blok met 8 s t a a r tw e r v e l e n .
No. 11213 is een brok van het voorste gedeelte der
o n d e r k a a k . Deze vier laatsten zijn ook afkomstig uit het
kabinet van Camper.
‘) Deze commissie bestond uit de vijf volgende geleerden:
Prof. Miquel te Utrecht;- Prof. Van Breda te Haarlem; Prof.
Schlegel te Leiden; Dr. J. Bosquet te Maastricht en Dr. Staring
te Haarlem — allen reeds overleden.
No. 11214 is een der merkwaardigste stukken van ons
museum: het zijn 23 beenderen van den v o o r a r m en de
h a n d van de maashagedis, beschreven door Cuvier in Ossements
fossiles, Deel V, blz. 336, pl. XX, fig. 4—8 en 21—23.
No. 11215 is een blok met een r u gw e r v e l en eenige
brokken r i b, uit het kabinet van Camper.
No. 11216 is een der beenderen van den s c h o u d e r -
gordel , (schouderblad? sleutelbeen? ravenbeksbeen?) beschreven
door Cuvier, Ossements fossiles, Deel V, blz. 336,
pl. XIX, fig. 14.
No. 11241 is het voorste uiteinde van de o n d e r k a a k ,
het oorspronkelijke voorwerp van de beschrijving van Van
Marum in de Verhandelingen van Teyler's Tweede Genootschap
1790, Deel VIII, blz. 385, pl. 11, fig. 2.
No. 11243 is het voorste-binnenste gedeelte van de r e c h t
e r b o v e n k a a k , het origineel van de beschrijving van
P. Camper in de Philosoph. Transact. 1786. Deel LXXVI,
blz. 456, pl. XVI.
Ziedaar een korte opsomming van de voornaamste overblijfselen
van C amp e r ’s ma a s h a g e d i s van ons museum.
Nevens de fossielen uit het kabinet van Camper, bevonden
zich in het Paviljoen te Haarlem een menigte overblijfselen
van het zelfde dier, die voorheen in de verzameling waren
geweest van Henckelius te Maastricht, en ook eenigen uit
de collectie van Thierens te Maastricht. Deze beide verzamelingen
bevinden zich thans ook in ons museum: haar fossielen
liggen nevens die van Drouin en van Camper in de vitrines
VII, VIII en IX. Voornamelijk zijn het wervelen, ribben, brokken
van kaken, vingerkootjes en vooral tanden, en onder deze
laatsten zeker aantal kleine tanden, waarschijnlijk tanden
die öp het verhemelte of liever op de vleugelsgewijze beenderen,
Ossa pterigoidea, van de maashagedis waren gezeten.
De schoone schedel van dit dier, die zich tegenwoordig in
den Jardin des Plantes te Parijs bevindt, bewijst ons dat
het verhemelte van de maashagedis voorzien was van een
of twee rijen kleine, kegelvormige tandjes.
Het getal der fossiele overblijfselen van het groote reptiel
van Maastricht, die ons museum versieren, gaat 200 te boven.
In de bovenste afdeeling dezer drie vitrines vindt men, behalve
de overblijfselen van de maashagedis, ook eenige overblijfselen
van de schildpad van Maastricht, H o f fm a n n ’s zees
ch i l d p ad , Chelonia Hoffmanni Gray. Wij zullen er zoo
aanstonds over spreken.