
POLYPORUS GIGANTEUS Fries.
Grootste Polyporus.
Stelsel yan Linnaeus: CL XXIV. O. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Polyporei.
Geslachtskenmerken : Zie Deel X, N°. 730.
Soortelijke kenmerken: Imbricato-multiplex e carnoso lento subcoriaceus, pileis dimidiatis
latissimis flaccidis sub-zonatis rivulosis spadieeis, postice depressis, stipitibus e tubere communi
connato ramosis, poris minutis subrotundis pallidis demum laceris.
Dakpanachtig overeenliggend, veelvoudig, eerst vleezig zacht, daarna min of meer lederachtig,
met breede, slappe, gehalveerde, min of meer met breede kringen geteekende, gevoorde,
glanzend-bruine, later neergedrukte hoedjes; stelen saamgegroeid-takkig uit een gemeenschap-
pelijken knol; poriën klein, min of meer rond, bleek, later gescheurd.
Groeiplaats: Europa, aan den voet van boomstronken, zeer groot, soms 30—60 centim.,
zelfs tot 1,20 M. breed, met hoedjes van 30 c.m. breed, met strakke huid, die zich in korreltjes
of vezelachtige schubjes afscheidt,
De poriën worden donker bij aanraking. Fries Syst. Myc. 1, p. 356, Hym. eur. 540, Bericl.
Outl. 240, Hussey I, 82, Kickx, p. 226, Boletus Pers. Syn p 521 B., B. mesentericm Schaeff 267.
B. elegans Bolt, 176, Sacc. Syll. VI, 99.
Nederland: Naaldwijk, Laag Soeren, Oudemans, Aug. 1882, Haarlemmerhout Oct. 1898.
v. E.