AGARICUS INVERSUS SCOP . 1630
AGARICUS INVERSUS Seop.
Omgekeerde Plaatzwam.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. O. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes O. Hymenomycetes. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel X, N°. 725. — Ondergeslacht Clitocybe.
SoorteiiIJKE kenmerken: Pileo carnoso-fragili e convex o infundibuliformi, glabro rufescente,
margine involuto tenui, stipite e spongioso farcto cavo-rigidulo glabro, came pallida, lamellis
decurrentibus simplicibus pallidis, dein rufescentibus.
Hoed vleezig-breekbaar, eerst bol, dan trechtervormig, kaal, rosrood; rand omgebogen, dun,
steel sponzig-opgevuld, later hol. stijf, kaal; vleesch bleek; plaatjesafloopend, enkelvoudig, bleek,
later rosrood.
Groeiplaats: Op dennen velden. Europa, Australië.
Deze soort is na verwant aan A. catinus Fries, Fl. Bat., Deel XIX, 1504. In het begin is zij
regelmatig, gewoonlijk 13—15 e.m. De steel is gewoonlijk naar boven smaller. Dikwijls is zij
alleenstaand, somtijds, ook min of meer zodevormend met gebogen stelen. Clitocybe inversa Scop.
Schaeff t. 65, 212, Scop. earn. 445, BerJcl. Outl. 14, Kickx 162, Fries, Hym. eur. 96, A. infnndi-
buliformis Buil. 553, een variëteit met uitgespreide, golvend ingesneden hoedjes. A. lobatus
Sow. t. 8é.
Nederland: Ik vond deze soort het eerst in Sept. 1897 en later in Nov. 1898 in het bosch
van Saxenburg bij Bloemendaal.
v. E.