
HYGROPHORUS HYPOTHEJUS Fries.
Geel-stelige Hygrophorus.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia, Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Agaricinei.
Geslachtskenmerken: Zie Deel XI, N°. 810.
Soortelijke kenmerken: Pileo carnoso obtuso tenui, glutine olivaceo secedente decolorato
virgato; stipite farcto viscoso laevi, velo partiali floccoso annulari cortinato mox fugaci, lamel-
lis decurrentibus distantibus luteis.
Hoed vleezig stomp, dun, door een olijfkleurige, kleverige afscheidbare laag wankleurig; steel
gevuld, glibberig, glad; sluier gedeeltelijk, vlokkig, ringvormig, spoedig verdwijnend; plaatjes
afloopend, wijd uiteenstaand, geel. — Krombh. t. 72. f. 24. 25. Cooke lil. N°. 991. A. limacinus
Sow. t. 8.
Groeiplaats: In dennebosschen in Noord-Europa algemeen. — Volgens Fries komt zij uit
bij de eerste nachtvorst en houdt stand tot de sneeuw den grond bedekt. De steel is weinig
rappig. De kleur van het glibberig bekleedsel wisselt zeer af en is meestal donkerbruin.
Nederland: In dennebosschen. Bloemendaal, Scheveningen, Rijzenburg, Doorn. De hier af-
gebeelde exemplaren zijn door mij gevonden in Bloemendaal, in November 1897.