
POTAMOGETON RUFESCENS Sehrad.
Rosbladig Fonteinkruid.
Eoogduitsch: Rötliches Sam- oder Laichkraut.
Engelsch: Redleaved Pondweed.
Bloeit: Juli—Aug. %.
Stelsel van Linnaeüs : Cl IV. O. IV. Tetrandria Tetragynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Potameae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. II, N°. 152.
Soortelijke kenmerken: Foliis submersis sessilibus membranaceis, pellucidis, lanceolatis
basi apicéque attenuatis, obiusiusculis, margine laevibus, natantibus coriaceis obovatis obtusis
in petiolum folio breviorem attenuatis, pedunculis aequantibus, fructibus recentibus lenticulari-
compressis, margine acuto instructis; caule simplici.
Ondergedoken bladen zittend, vliezig, doorschijnend, lancetvormig, naar boven en onder
versmald, stomp, met gladden rand, de drijvende lederachtig, omgekeerd-eivormig, stomp, in
den steel versmald, die korter is dan de bladschijf, bloemstelen niet verdikt; jonge vruchten
lensvormig samengedrukt met scherpen rand; stengel onvertakt.
Verklaring der Afbeelding: a. Pas geopende bloem. b. Üitgebloeide bloem. c. Vruchtje.
■ Groeiplaats : In slooten, beeken, stroomen en grachten, vooral in helder water, doch ook in
venen,, in Noord- en Midden Europa, oostelijk tot de Don, in Spanje, Bulgarije, Dahurie,
Afghanistan, Tibet en Noord Amerika.
Nederland: In ons land. vrij talrijk, hoofdzakelijk op de diluviale gronden. Over hare verspreiding
en de synonymie zie Kruidk. Archief VI. p. 664. De afgebeelde plant werd ons
welwillend aangeboden door den Heer W. W. Schipper, die haar verzamelde in een ondiep
gedeelte van de Buiten Aa bij Vlagtwedde, in Augustus 1899.