
CORONILLA SCORPIOIDES Koeh.
Schorpioenachtig Kroonkruid.
rw
Stelsel van Linnaeus: 01. XYII Oro. IV. Diadelphia Decandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae O. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, N°. 138.
Soortelijke kenmerken: herbacea, stipulis minutis in unam oppositifoliam connatis, foliis
ternatis sessilibus, irapari maximo, leguminibus arcuatis tetragonis striatis.
Kruidachtige stengel; steunblaadjes klein, tot een enkel tegenover het blad gezeten steunblad
samengegroeid; bladen drietallig zittend, het topblaadje veel grooter; peulen gebogen,
vierkant, gestreept.
Verklaring van de afbeeldingen: a. bloem van onder; b. bloemdeelen uitgespreid; c. bloem
van terzijde; d. bloem ontbloot van de bloembladen; e. en e\ peulen; ƒ. doorsnede der peul.
Groeiplaats: In wijngaarden, op akkers en bouwlanden in Zuid-Europa.
Nederland: Als ingevoerde plant waargenomen in 1872 door den Heer H. J. Kok Anker-
smit bij Apeldoorn, later door denzelfden bij Amersfoort; eindelijk in 1900 door den Heer
H. van der Linden bij Rotterdam, van welke plaats wij de plant door tusschenkomst van
den Heer Heukels ter afbeelding ontvingen.
CORONILLA SCORPIOIDES KOCH 1678. W