
1' nuwwr Jfc IÉ
GERANIUM ROTUNDIFOLIUM L.
Hondbladige Ooievaarsbek.
Hoogduitsch: Rundblattriger Kranichschnabel.
Engelsch: Round leaved Cranes* Bell.
Bloeit: Juni—Herfst. O.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XVI. O. I. Monadelphia Decandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Geraniaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel VII, N°. 504.
.Soortelijke kenmerken: Breviter et patule glanduloso pubescens, caule erecto divaricatrim
ramoso, foliis reniformibus septemfidis obtuse inciso-dentatis, superioribus diminuatis lobis acutatis,
pedunculis brevibus, pedicellis fruct. declinatis, sepalis hirsutis acutis breviter aristatis, petalis
rubris oblongo-cuneatis integris glabris calice paulo longioribus, valvulis pubescentibus.
Met korte uitgespreide klierachtige haartjes bedekt; stengel opgericht, vorkig vertakt; bladen
niervormig, zevenspletig, stomp ingesneden-getand; de bovenste kleiner met spitse lobben;
bloemsteelen kort; vruchtsteeltjes naar beneden gebogen; kelkbladen behaard met korte
naalden; bloembladen rood, langwerpig-wigvormig, gaaf, kaal, weinig langer dan de kelk.
Verklaring der Afbeelding: a. Bloem vergr.; b. id. van boven gezien; c. kelk id.;
d. meeldraden en stamper; e. f. halfrijpe en rijpe vrucht; g. zaad; h. id. vergroot.
Groeiplaats: Bouwland en rotsig bergland. Van den Kaukasus en Perzië tot Griekenland,
Siberië, Europa; Noord- en Centraal-Afrika; Transvaal; Canarische en Azorische eilanden.
Nederland: Volgens Oudkmans, Flora v. Nederl. I, bl. 459 is hare aanwezigheid in ons land
niet als zeker aangenomen. Zij was vermeld als gevonden bij Wassenaar en op den St. Pietersberg
bij Maastricht. — Het hier voorgestelde exemplaar is gevonden door den Heer H. J. Kok A hkersmit,
aan den Deventer straatweg bij Apeldoorn, den 5en Juni 1897. Zij is waarschijnlijk hier gekomen
door zaden in sumak uit Palermo.