
CORONILLA SCORPIOIDES Koeh.
Schorpioenachtig Kroonkruid.
Hoogduitsch: Scorpionförmige Kronwicke.
Engelsch: Scorpioid Coronill.
Bloeit: Mei—Juni. O.
Stelsel van Linnaeus: 01. XYII Oro. IV. Diadelphia Decandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae O. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, N°. 138.
Soortelijke kenmerken: herbacea, stipulis minutis in unam oppositifoliam connatis, foliis
ternatis sessilibus, irapari maximo, leguminibus arcuatis tetragonis striatis.
Kruidachtige stengel; steunblaadjes klein, tot een enkel tegenover het blad gezeten steunblad
samengegroeid; bladen drietallig zittend, het topblaadje veel grooter; peulen gebogen,
vierkant, gestreept.
V erklaring van de afbeeldingen: a. bloem van onder; b. bloemdeelen uitgespreid; c. bloem
van terzijde; d. bloem ontbloot van de bloembladen; e. en e'. peulen; ƒ. doorsnede der peul.
Groeiplaats : In wijngaarden, op akkers en bouwlanden in Zuid-Europa.
Nederland: Als ingevoerde plant waargenomen in 1872 door den Heer H. J. Kok Anker-
smit bij Apeldoorn, later door denzelfden bij Amersfoort; eindelijk in 1900 door den Heer
H. van der Linden bij Rotterdam, van welke plaats wij de plant door tusschenkomst van
den Heer Heukels ter afbeelding ontvingen.
a R H H