m m .m m m m sÊ
IK . f ^jj
M
AGARICUS ALBO-BRUNNEUS PERS . 1 6 0 4 .
AGARICUS ALBO-BRUNNEUS Pers.
Wit-bruine Plaatzwam.
Hoogduitsch: Weiss-brauner BIattersch wamm.
Engelsch: White-Brown Agaricus.
Herfst.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Trib. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel X, N°. 725. Ondergeslacht Tricholoma.
SoöRTELiJKE kenmerken: Pileo carnoso e conico convexo explanato obtuso viscoso fibrilloso
brunneo, disco papilloso, stipite solido curto aequali, apice albidiori squamuloso, lamellis emar-
ginatis confertis albis dein brunnescentibus.
Hoed yleezig, eerst kegelvormig dan bol, uitgespreid, stomp, kleverig, vezelig, bruin; in ’t
midden pukkelig; steel kort, gelijk, vast, van boven witachtig geschubd; plaatjes uitgerand,
dicht opeen, wit, later bruinachtig.
De steel, is kort, stevig, droog en later hol. De hoed is donkerbruin, aan den dunnen rand
dikwijls omgebogen. A. striatus Schaeff.
/'■ Groeiplaats: Dennebosschen.
Nederland : Driebergen, Putten, Apeldoorn, Haarlem. De exemplaren der afbeelding zijn door
mij gevonden op Duinendaal bij Haarlem in Sept. 1897.